Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Rotterdam Short Sea Terminals
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 31 december 2020
ECLI:NL:RBROT:2020:13091
Werknemer valt een ernstig verwijt valt te maken van het niet naleven van de geldende werkinstructies en veiligheidsvoorschriften en is daarmee ernstig tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. Terecht teruggeplaatst in functie.

Feiten

Werknemer is sinds 1 juli 2005 bij RST in dienst. In de toepasselijke cao is een bepaling opgenomen over disciplinaire maatregelen. Op 2 juli 2019 heeft werknemer tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden (laden en lossen van vrachtauto’s) schade veroorzaakt doordat hij met een te laag hangende lege spreader een container heeft geraakt die naar beneden gevallen is bovenop andere containers. Naar aanleiding van het incident heeft RST een Commissie van Onderzoek (hierna: ‘CvO’) ingesteld en deze om advies gevraagd. De conclusie daaruit was dat werknemer per direct uit zijn functie ontheven moest worden en – gezien zijn verleden – niet geschikt is voor zijn functie. RST heeft werknemer per brief van 9 juli 2019 medegedeeld dat hij uit zijn functie wordt ontheven. Per brief van 10 juli 2019 heeft RST aan werknemer medegedeeld dat zijn functie met onmiddellijke ingang wordt aangepast naar de functie van operationeel medewerker/terminalmedewerker, zonder ploegendienst, met een bijbehorend salaris van € 3.141,74 bruto per maand, zonder aanspraak op ploegentoeslag. Bij brief van 13 juli 2019 heeft werknemer bezwaar gemaakt tegen de terugplaatsing in functie en aanpassing van loon en heeft hij een aanvullend beroepschrift aangekondigd. Per brief van 16 juli 2019 heeft werknemer bezwaar gemaakt tegen de maatregel. Op 18 juli 2019 heeft er een gesprek plaatsgevonden, maar dat heeft RST niet gebracht tot heroverweging van de opgelegde maatregel. Werknemer heeft in een kortgedingprocedure wedertewerkstelling in zijn functie en betaling van het bijbehorende loon met ploegentoeslag gevorderd. De vorderingen zijn afgewezen. Werknemer vordert in onderhavige procedure wedertewerkstelling met bijbehorend salaris.

Oordeel

Tussen partijen is in geschil of RST gerechtigd was de arbeidsovereenkomst van werknemer eenzijdig te wijzigen door de terugplaatsing in functie en aanpassing van zijn salaris in juli 2019. Met werknemer is de kantonrechter van oordeel dat RST de bevoegdheid tot terugplaatsing in functie met de daaraan verbonden salarisaanpassing niet kan ontlenen aan een eenzijdig wijzigingsbeding. De in de cao en het Regelingenboek neergelegde bepalingen kennen alleen de sanctie van terugplaatsing naar een eerstlagere functie, maar voorzien niet in de bevoegdheid tot terugplaatsing naar een functie op twee niveaus lager, zoals in dit geval. Dat betekent dat de maatregel moet worden getoetst aan de algemene regeling van artikel 7:611 BW. De kantonrechter is in dat kader van oordeel dat werknemer een ernstig verwijt valt te maken van het niet naleven van de geldende werkinstructies en veiligheidsvoorschriften en dat werknemer daarmee ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst. Door zijn handelwijze heeft werknemer niet alleen aanzienlijke materiële schade veroorzaakt, maar heeft hij ook een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd voor personen, zeker omdat het incident plaatsvond in een risicogebied. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft RST zorgvuldig gehandeld door het incident te laten onderzoeken door de CvO en heeft RST dit oordeel mogen overnemen. Niet valt in te zien – zoals werknemer stelt - dat de CvO niet in staat of niet bevoegd zou zijn om een oordeel te geven over de geschiktheid van werknemer. De terugplaatsing in functie kan ook de toets der redelijkheid doorstaan. De kantonrechter is van oordeel dat de maatregel inhoudelijk redelijk en aanvaardbaar is te achten. Naar het oordeel van de kantonrechter is de functie waarin werknemer is geplaatst passend en redelijk en is het redelijk dat werknemer het bij deze functie lagere salaris ontvangt.