Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 5 maart 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:2190
Feiten
Werknemer is op 6 juli 2015 bij Besides Pensioendetachering B.V. voor onbepaalde tijd in dienst getreden. Het overeengekomen basisloon bedraagt € 2.800 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en exclusief een variabele maandelijkse prestatietoeslag. Deze prestatietoeslag bedraagt € 8 bruto per uur voor ieder gewerkt uur in de maand en € 20 bruto per uur voor ieder gewerkt uur boven de 160 uren in een maand. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is per 1 maart 2020 met wederzijds goedvinden beëindigd. In deze procedure vordert werknemer betaling van € 968 bruto aan prestatietoeslag over februari 2020, € 2.986,88 bruto aan vakantiegeld over juni 2019 tot en met februari 2020.
Oordeel
Besides Pensioendetachering betwist niet dat zij de gevorderde bedragen aan prestatietoeslag en vakantietoeslag is verschuldigd. De door Besides Pensioendetachering aangevoerde omstandigheid dat zij niet beschikt over de financiële middelen om te betalen, doet aan haar betalingsverplichting jegens werknemer niet af. De gevorderde bedragen worden daarom toegewezen. Ook de gevorderde wettelijke verhoging is toewijsbaar aangezien de te late betaling aan Besides Pensioendetachering is toe te rekenen. De kantonrechter ziet in de door Besides Pensioendetachering aangevoerde omstandigheden wel aanleiding het percentage van de wettelijke verhoging te matigen tot twintig procent omdat voldoende aannemelijk is dat geen sprake is van betalingsonwil, maar eerder van financiële moeilijkheden. Op 23 februari 2021 heeft werknemer een akte ingediend waarin hij zijn eis vermeerdert, in die zin dat hij vordert om Besides Pensioendetachering ook te veroordelen tot het overleggen van de jaaropgave 2020. Vanwege de goede procesorde en gelet op de stand waarin de procedure zich bevindt, wordt deze eisvermeerdering buiten beschouwing gelaten.