Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 15 maart 2021
ECLI:NL:RBAMS:2021:970
Verwijten van seksuele intimidatie door werknemer worden geheel niet onderbouwd, waardoor geen dringende reden wordt vastgesteld. Geen toekenning billijke vergoeding omdat sprake was van zeer kort dienstverband en gefixeerde schadevergoeding is toegewezen.

Feiten

Werknemer is sinds 1 september 2020 in dienst van werkgeefster als allround medewerker. Werknemer is op 30 november 2020 op staande voet ontslagen, welk ontslag is bevestigd bij brief van 1 december 2020. In de ontslagbrief is als reden opgesomd het herhaaldelijk seksueel intimideren, lastigvallen, ongewenste opmerkingen maken jegens vrouwen en opdringerig avances maken. Werknemer vertoont afwijkend gedrag jegens vrouwen in zijn omgeving. Werkgeefster heeft herhaaldelijk, na ontvangen signalen en klachten, te kennen gegeven dat dit gedrag onacceptabel is. Namens werknemer is de nietigheid van deze opzegging ingeroepen en is vermeld dat hij zich beschikbaar houdt voor werkhervatting. Blijkens de overgelegde loonstrook is over de maand november 2020 tot 20 november 2020 loon betaald. Werknemer verzoekt werkgeefster te veroordelen tot betaling van het loon vanaf 20 november 2020, een billijke vergoeding van € 5.000, de gefixeerde schadevergoeding vanwege de onregelmatige opzegging en de transitievergoeding.

Oordeel

De kantonrechter overweegt dat werknemer de beschuldigingen van werkgeefster gemotiveerd heeft betwist. Ook stelt hij dat werkgeefster ten onrechte geen (zorgvuldig) onderzoek heeft ingesteld. Daar is in dit geval wel aanleiding voor, nu het zeer ernstig te nemen verwijten betreft. Hij is nooit op zijn gedrag aangesproken en evenmin gewaarschuwd. Werkgeefster heeft bevestigd de beschuldigingen niet te kunnen onderbouwen. De waarschuwingen zijn niet op schrift gesteld, van het onderzoek is geen verslag of nader bewijs voorhanden, er zijn geen verklaringen van vermeende slachtoffers of collega’s. Werkgeefster heeft toegelicht dat een en ander moet worden gezien tegen de achtergrond van de cultureel bepaalde schaamtecultuur waardoor het voor slachtoffers moeilijk is met beschuldigingen naar buiten te treden. Daarnaast wenst werkgeefster dat aan de incidenten zo min mogelijk aandacht wordt besteed, vanwege verwachte negatieve effecten voor haar bedrijfsvoering. De kantonrechter overweegt dat tegenover de gemotiveerde betwisting door werknemer van de door werkgeefster aangevoerde dringende redenen voor het ontslag op staande voet, werkgeefster haar stellingen op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Dat had wel op haar weg gelegen, nu de bewijslast van de dringende reden op haar rust. Bij deze stand van zaken komt de kantonrechter aan een inhoudelijke beoordeling van de dringende redenen van het ontslag op staande voet niet toe. De aangevoerde, maar gemotiveerd betwiste, dringende redenen moeten als ontoereikend voor een geldig ontslag op staande voet worden aangemerkt. Werknemer heeft zich bij de opzegging als zodanig neergelegd, hetgeen tot gevolg heeft dat de arbeidsovereenkomst per datum ontslag op staande voet is geëindigd. Werknemer kan aanspraak maken op de gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Werknemer maakt tevens aanspraak op toekenning van een billijke vergoeding. De kantonrechter ziet echter aanleiding deze vergoeding te bepalen op nihil, nu sprake is geweest van een zeer kort dienstverband, de arbeidsovereenkomst nog maximaal drie maanden zou duren nu duidelijk is geworden dat werkgeefster deze niet zou hebben verlengd en het feit dat werknemer een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ontvangt. De gevorderde billijke vergoeding zal daarom worden afgewezen. De transitievergoeding wordt toegewezen. Ook de vordering van loon vanaf 20 november 2020 wordt toegewezen over de periode tot en met 30 november 2020, nu de arbeidsovereenkomst per die datum is geëindigd door het ontslag op staande voet.