Rechtspraak
Feiten
Op 2 november 2020 is werknemer bij werkgeefster in dienst getreden als verkeersregelaar. Op 28 januari 2021 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beëindiging van het dienstverband per 1 februari 2021. In de vaststellingsovereenkomst staat vermeld dat werkgeefster het nog achterstallige salaris van werknemer uiterlijk 1 maart 2021 moest betalen. Werkgeefster heeft het salaris niet betaald. Werknemer vordert werkgeefster te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris, de vakantietoeslag, de reiskosten en de wettelijke verhoging van € 2.718,25.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat de vorderingen van werknemer met betrekking tot het loon over november 2020 tot en met januari 2021, vermeerderd met de vakantietoeslag en de gevorderde reiskosten en vermeerderd met de wettelijke rente worden toegewezen, nu werkgeefster deze heeft erkend. De door werknemer gevorderde wettelijke verhoging komt niet voor toewijzing in aanmerking. Hij vordert namelijk geen nakoming van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst, maar nakoming van de vaststellingsovereenkomst. In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen elkaar finale kwijting verleend ter zake van alle aangelegenheden die de arbeidsovereenkomst en/of de beëindiging daarvan betreffen, waarbij partijen verklaren niets meer van elkaar te vorderen te hebben. Daarmee heeft werknemer dus kwijting verleend ter zake van de wettelijke verhoging. De gevorderde incassokosten worden eveneens afgewezen, nu werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat hij kosten heeft gemaakt om de vordering buiten rechte betaald te krijgen. Nadat de uiterste betaaldatum was verstreken, heeft werknemer slechts één e-mail aan werknemer gestuurd waarin hij meedeelt dat een gerechtelijke procedure aanhangig zal worden gemaakt. Die mededeling kan evenmin worden opgevat als een uitnodiging om een minnelijke regeling te beproeven.