Feiten

Werknemer werkt sinds 1989 bij (de rechtsvoorganger van) Copy Center. De onderneming is in 2015 overgenomen door B Beheer B.V. waarna op 26 augustus 2015 een nieuwe arbeidsovereenkomst is opgesteld. Daarin staat dat de Grafimedia-cao van toepassing is. Tijdens een functioneringsgesprek met werknemer in 2016 is afgesproken dat werknemer met ingang van 1 april 2016 de titel bedrijfsleider krijgt. De functie-inschaling in functiefamilie 304, functieniveau F, is niet gewijzigd. Werknemer is akkoord gegaan met een salarisvoorstel boven de cao. Copy Center heeft sinds 1 april 2016 het loon niet meer verhoogd met de cao-percentages. Werknemer vordert nabetaling van salaris. De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen. Werknemer komt tegen het vonnis in hoger beroep.

Oordeel

Wat betreft de functie-indeling ziet het hof geen reden om van een andere functie-indeling uit te gaan dan die waarin werknemer is ingedeeld. Werknemer heeft ook geen stellingen ingenomen die, indien hij de juistheid ervan bewijst, tot een ander oordeel leiden. Werknemer maakt aanspraak op diverse cao-verhogingen over de periode april 2016 tot februari 2020. Het hof is van oordeel dat uit het verslag van het functioneringsgesprek, waarin de salarisverhoging van werknemer is besproken, niet blijkt dat de afspraak is gemaakt dat die verhoging buiten beschouwing blijft bij het volgens de cao stapsgewijs te verhogen uurloon. Daarmee maakt de verhoging deel uit van het salaris waarover de cao-verhogingen berekend moeten worden. Copy Center stelt dat er met het personeel een bedrijfseigen regeling is getroffen. Op grond van de cao dienen afspraken op schrift te staan. Dat is hier niet gebeurd en alleen al daarom kan Copy Center geen beroep doen op de afspraak. Het hof komt daarom tot het oordeel dat werknemer recht heeft op de in de cao voorziene loonsverhogingen. De verhoging per 1 april 2016 heeft hij (ruimschoots) gekregen. Maar werknemer maakt terecht aanspraak op de verhogingen vanaf 1 april 2017 over zijn feitelijke uurloon.