Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 7 april 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:2822
Feiten
Curium Netherlands B.V. ontwikkelt, produceert en levert radiofarmaceutische producten die worden gebruikt in de nucleaire geneeskunde. Op de arbeidsovereenkomsten van de bij Curium in dienst zijnde werknemers is de collectieve arbeidsovereenkomst Curium Netherlands B.V. 2019-2021 (hierna: de Cao Curium) van toepassing. De FNV en Curium zijn beide partij bij de Cao Curium. In artikel 4.1 Cao Curium is een regeling opgenomen waarin staat hoe het maandsalaris van een parttimer moet worden berekend. In artikel 4.2 Cao Curium is een regeling opgenomen die voorziet in een extra roostervrije dag voor het geval dat er op een doordeweekse feestdag wordt gewerkt. In deze procedure vordert de FNV een verklaring voor recht omtrent de uitleg van artikel 4.1 en 4.2 Cao Curium. Daarnaast vordert de FNV in het verlengde van het voorgaande dat de kantonrechter Curium veroordeelt om de betreffende (oud-)werknemers die sinds 2015 bij Curium werkzaam of in dienst zijn (geweest) schriftelijk te berichten dat Curium de artikelen 4.1 en 4.2 Cao Curium verkeerd heeft toegepast, berekeningen te verstrekken van nog verschuldigde loonbedragen of roostervrije dagen, hen in staat te stellen om die roostervrije dagen alsnog op te nemen, dan wel nog verschuldigde loonbedragen of roostervrije dagen uit te betalen.
Oordeel
De Cao Curium moet worden uitgelegd volgens de zogenoemde cao-norm. De kantonrechter is allereerst van oordeel dat de slotzin van artikel 4.2 Cao Curium zo moet worden uitgelegd dat een werknemer recht heeft op een extra roostervrije dag als die werknemer op een doordeweekse feestdag heeft gewerkt, ongeacht het aantal uren dat die werknemer op die feestdag heeft gewerkt. Bij de uitleg van dit artikel zijn de bewoordingen daarvan in beginsel immers van doorslaggevende betekenis, en uit die bewoordingen volgt niet dat een werknemer een gehele feestdag moet hebben gewerkt om aanspraak te kunnen maken op een extra roostervrije dag. Het artikel stelt alleen als eis dat het gaat om een “gewerkte feestdag”. Anders dan Curium stelt, ziet de kantonrechter niet in dat de hiervoor genoemde uitleg tot een onaannemelijk rechtsgevolg leidt. Er is ook geen reden om te oordelen dat die uitleg tot een onaanvaardbaar of onaannemelijk resultaat leidt. Partijen zijn het erover eens dat de bedoeling van artikel 4.2 Cao Curium is om een werknemer te compenseren voor het werken op een doordeweekse feestdag en om ervoor te zorgen dat de werkgever terughoudend is om een werknemer te laten werken op een doordeweekse feestdag. Gelet daarop is het niet onaanvaardbaar of onaannemelijk dat artikel 4.2 Cao ertoe leidt dat een werknemer wordt gecompenseerd, ook al werkt die werknemer niet die gehele doordeweekse dag. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de bewoordingen van artikel 4.1 Cao Curium eveneens duidelijk. Het daarin genoemde “parttime-percentage *40/38*” leidt rekenkundig tot een berekeningsfactor van 1,05263158 en niet tot een afgeronde factor van 1,05. In de bewoordingen en de tekst van de Cao Curium is geen steun te vinden voor de stelling van Curium dat de berekeningsfactor afgerond moet worden; die uitleg is zelfs evident in strijd met artikel 4.1 Cao Curium. De door Curium gestelde berekeningsfactor 1,05 komt immers overeen met een parttime-percentage van 39.9/38 en dat is niet wat in artikel 4.1 Cao Curium staat. Voorts overweegt de kantonrechter dat de FNV uit eigen hoofde nakoming kan vorderen van de Cao Curium en daarbij een eigen belang heeft. Dat betekent dat de door de FNV gevraagde verklaringen voor recht kunnen worden toegewezen. De kantonrechter kan eveneens de door de FNV gevorderde veroordelingen ten aanzien van (oud-)werknemers toewijzen. Wel geldt dat de toewijzing van de vorderingen van de FNV tot nakoming van de artikelen 4.1 en 4.2 Cao Curium alleen betrekking kan hebben op de nakoming van een verplichting van Curium jegens werknemers die daarop aanspraak kunnen maken, en dat Curium op vordering van de FNV slechts gehouden kan zijn tot het verrichten van een prestatie jegens haar werknemers indien en voor zover deze werknemers in hun verhouding tot Curium recht hebben op deze prestatie.