Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Dordrecht), 22 april 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:3570
Feiten
Werknemer is met ingang van 1 april 2017 bij International Cleaning Services Nederland B.V. (hierna: ICS) in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werknemer heeft zich op 6 november 2017 ziek gemeld. De bedrijfsarts concludeert op 11 december 2017 dat werknemer tijdelijk niet inzetbaar is in verband met beperkingen in functionaliteit aan zijn linkerknie en rechterschouder door een periode van overbelasting. Op 26 januari 2018, 29 maart 2018 en 7 maart 2019 heeft werknemer een orthopedisch chirurg bezocht. Werknemer vordert te verklaren voor recht dat ICS aansprakelijk is voor de schade die werknemer heeft geleden als gevolg van een arbeidsongeval dat zich op 20 september 2017 heeft voorgedaan en te verklaren voor recht dat ICS aansprakelijk is voor de schade die werknemer heeft geleden als gevolg van de mishandeling en de bedreigingen die zich hebben voorgedaan op 9 april 2018.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat de vraag of het ongeval heeft plaatsgevonden in het midden kan blijven. Zelfs als zou komen vast te staan dat het ongeval heeft plaatsgevonden, geldt dat niet is gebleken dat de schade die werknemer stelt te hebben geleden is ontstaan in de uitvoering van de werkzaamheden c.q. door dat ongeval. Werknemer heeft het ongeval immers niet aan ICS gemeld; niet op 20 september 2017 en ook niet daarna. Hij was daags na het door hem gestelde ongeval gewoon aan het werk en in de weken daarna ook. Pas op 6 november 2017 – bijna zeven weken na het gestelde bedrijfsongeval – heeft werknemer zich ziek gemeld. Uit de overgelegde (medische) stukken van de bedrijfsarts en de orthopedisch chirurgen volgt dat werknemer knie- en hand/polsklachten heeft. Uit geen van die stukken blijkt echter dat die klachten zijn ontstaan door het door werknemer gestelde bedrijfsongeval of dat werknemer dat bedrijfsongeval zelfs maar ter sprake heeft gebracht. De bedrijfsarts heeft vermeld dat de klachten zijn ontstaan na een periode van overbelasting. Van een trauma door bijvoorbeeld een val wordt nergens melding gemaakt. Daarnaast vermeldt de ergotherapeut dat werknemer al vijf jaar bekend is met klachten aan zijn linkerarm; ook dat duidt niet op klachten naar aanleiding van een of deze val. Ten aanzien van de omkeringsregel overweegt de kantonrechter dat allereerst beoordeeld dient te worden of aan de eerste voorwaarde is voldaan dat werknemer is blootgesteld aan voor de gezondheid gevaarlijke omstandigheden. De kantonrechter stelt vast dat het feit dat de vloer van de bus wordt gedweild en daarbij nat wordt gemaakt geen omstandigheid is die meebrengt dat sprake is van gevaarlijke werkomstandigheden. Naar de onweersproken stelling van ICS is immers sprake van een stroeve vloer die bovendien tegen dergelijke omstandigheden bestand moet zijn nu ook in geval van regenachtig weer de vloer nat zal worden doordat passagiers regenwater de bus in lopen. Bovendien staat inmiddels vast dat werknemer de door ICS ter beschikking gestelde werkschoenen droeg. Ten slotte wordt overwogen dat het gevaar van gladheid door een natte vloer als algemeen bekend kan worden geschouwd, zodat ICS zelfs als zij werknemer niet heeft gewaarschuwd op dit punt, haar zorgplicht niet heeft geschonden. Gelet op het voorgaande is de omkeringsregel niet van toepassing. Werknemer moet dan ook volgens de hoofdregel stellen en bewijzen dat zijn klachten in de uitvoering van zijn werkzaamheden zijn ontstaan. Dat heeft hij niet voldoende gedaan. Ten aanzien van het tweede door werknemer gestelde incident, namelijk het door hem gestelde voorval met een collega, wordt overwogen dat werknemer de door hem gestelde schade niet heeft onderbouwd. Gelet op al het voorgaande worden de vorderingen van werknemer afgewezen.