Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Frankelandgroep
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 31 maart 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:2927
Werkneemster wordt niet rechtsgeldig op staande voet ontslagen wegens (de samengestelde ontslaggronden) diefstal van morfinepleisters en mishandeling van een bewoonster nu laatstgenoemd feit niet is komen vast te staan.

Feiten

Werkneemster is op 1 maart 2007 bij Frankeland in dienst getreden. Aangezien er op een afdeling meldingen werden gedaan van vermiste morfinepleisters, meer in het bijzonder bestemd voor een van de bewoonsters, heeft Frankeland na toestemming van de dochter van deze bewoonster een tweetal verborgen camera’s geplaatst op de kamer van deze bewoonster. Een van deze camera’s bevond zich in een kast en de andere camera op een tafeltje. Op 25 september 2020 vanaf 07.22 uur heeft werkneemster de bewoonster verzorgd. Onderdeel daarvan was het vervangen van de oude morfinepleister door een nieuwe morfinepleister op de rug van deze bewoonster. Werkneemster heeft de oude morfinepleister verwijderd en die even later wederom op de rug van de bewoonster aangebracht en zij heeft de nieuwe morfinepleister in haar broekzak gestopt. Toen werkneemster vervolgens de camera in de kast ontdekte, heeft zij deze camera uit de kast gehaald, het bij de camera behorende snoer om de camera heen gerold, de camera in een doek gewikkeld en deze in een waszak gedaan. Na het incident heeft Frankeland de camerabeelden bekeken en heeft zij werkneemster diezelfde dag rond 13.00 uur op staande voet ontslagen. Dat ontslag is bij brief van 25 september 2020 aan werkneemster bevestigd. Werkneemster verzoekt onder meer vernietiging van het ontslag op staande voet, doorbetaling van haar loon en wedertewerkstelling.

Oordeel

Rechtsgeldig ontslag op staande voet bij samengestelde ontslaggrond

De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een zogeheten samengestelde ontslaggrond. Frankeland heeft in de ontslagbrief als redenen voor het ontslag aangemerkt diefstal van morfinepleisters en mishandeling van ten minste één bewoonster door haar deze medicatie te onthouden. Frankeland heeft een en ander niet ‘ondervangen’ door in de brief te vermelden dat de beide ontslaggronden zowel apart als tezamen gekwalificeerd moeten worden als een dringende reden, op grond waarvan Frankeland werkneemster op staande voet heeft ontslagen. Dit betekent dat alle elementen van de ontslaggronden door Frankeland bewezen moeten worden. Er kan echter ook sprake zijn van een geldig ontslag op staande voet als van de aangevoerde dringende reden slechts een gedeelte in rechte komt vast te staan (HR 16 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW6109, NJ 2006/340). De Hoge Raad stelt hieraan echter de volgende (cumulatieve) voorwaarden: (1) het vaststaande gedeelte is op zich een dringende reden voor ontslag op staande voet; (2) de werkgever heeft gesteld en ook aannemelijk is dat hij de werknemer ook uitsluitend om die reden op staande voet zou hebben ontslagen en (3) dit laatste voor de werknemer in het licht van de gehele inhoud van die aanzegging en de overige omstandigheden van het geval ook duidelijk moet zijn geweest.

Mishandeling bewoonster

Voor wat betreft de ontslaggrond ‘mishandeling van ten minste één bewoonster’ oordeelt de kantonrechter als volgt. Vaststaat dat werkneemster op 25 september 2020 geen nieuwe morfinepleister bij de bewuste bewoonster heeft aangebracht, terwijl zij dat wel had moeten doen, en dat zij de oude morfinepleister weer heeft opgeplakt bij die bewoonster. Volgens het woordenboek Van Dale betekent mishandeling (in het gewone spraakgebruik) het toebrengen van lichamelijk letsel. Dit betekent dus dat de bewoonster, wil sprake zijn van mishandeling, door het onthouden van een nieuwe morfinepleister letsel moet hebben opgelopen of in ieder geval daardoor pijn moet hebben geleden. Partijen zijn het erover eens dat het vernieuwen van de pleister op 25 september 2020 was gepland rond 07.22 uur en dat het ontslaggesprek op diezelfde dag heeft plaatsgevonden rond 13.00 uur. Door Frankeland is niet gesteld op welk tijdstip de nieuwe pleister alsnog is aangebracht; aannemelijk is dat dit kort na het bekijken van de camerabeelden is gebeurd. Dit betekent dus dat de bewuste bewoonster gedurende hooguit een kleine zes uur niet over een nieuwe morfinepleister heeft beschikt. Frankeland heeft geen medische informatie van de morfinepleisters overgelegd waaruit kan worden afgeleid of en zo ja hoe lang de pleisters nog nawerken en wanneer deze volledig zijn uitgewerkt. Werkneemster heeft onweersproken gesteld dat als een stabiele lijn van pijnbestrijding door middel van morfinepleisters is opgebouwd, het missen van één pleister doorgaans geen kwaad kan. Niet gesteld of gebleken is dat dit voor de bewuste bewoonster anders is. Frankeland heeft geen concrete (medisch onderbouwde) informatie aangedragen waaruit kan worden afgeleid dat de bewoonster in de hiervoor bedoelde maximale tijdspanne van zes uur lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of pijn heeft geleden doordat de morfinepleister toen nog niet was ververst. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van mishandeling van de bewoonster.

Een deel van de samengestelde ontslaggrond is derhalve niet in rechte komen vast te staan. Dit leidt ertoe dat aan de hiervoor genoemde cumulatieve voorwaarden van de Hoge Raad voldaan moet zijn om het ontslag op staande voet (toch) geldig te laten zijn. Frankeland heeft echter niet gesteld, indien de diefstal van (minimaal twee) morfinepleisters door werkneemster al in rechte zou komen vast te staan, welke diefstallen uitdrukkelijk en gemotiveerd door haar zijn weersproken, en dat op zich een dringende reden oplevert voor een ontslag op staande voet, dat Frankeland werkneemster ook uitsluitend om die reden op staande voet zou hebben ontslagen. Dit betekent dat reeds hierom niet is voldaan aan het hiervoor onder (2) genoemde vereiste. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de overige door de Hoge Raad gestelde vereisten. De conclusie is dat Frankeland de arbeidsovereenkomst met werkneemster op 25 september 2020 dan ook niet rechtsgeldig heeft opgezegd in de zin van artikel 7:677 BW. Het ontslag op staande voet houdt geen stand en de verzoeken van werknemer worden toegewezen.