Naar boven ↑

Rechtspraak

VMB Metaalbewerking B.V./ werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 8 juni 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:5677
Werknemer heeft het relatiebeding uit zijn overeenkomst niet geschonden. X is onderaannemer en is niet te beschouwen als een relatie in de zin van het beding.

Feiten

Werknemer is krachtens een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werkzaam geweest bij VMB. Daarnaast hield werknemer een deel van de aandelen van VMB. Partijen zijn op 12 februari 2014 een schriftelijk relatiebeding overeengekomen. Werknemer is tot en met 14 oktober 2018 werkzaam geweest voor VMB en hij is sinds 22 oktober 2018 in dienst van Achterbosch. Bij e-mail van 19 november 2018 heeft ETC Nederland aan VMB laten weten dat werknemer moet worden gescreend. VMB heeft werknemer aangeschreven dat haar is gebleken dat hij contact heeft gehad met het bedrijf Enrichment Technology B.V. en daarmee het relatiebeding is overtreden. VMB vordert een bedrag van € 25.000. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. VMB komt tegen het vonnis in hoger beroep.

Oordeel

Het draait in deze zaak allereerst om de vraag of ETC Nederland is te beschouwen als een relatie in de zin van het beding, omdat VMB als onderaannemer van BAM in het verleden werkzaamheden heeft verricht bij ETC Nederland, en zij verder – zij het eenmalig – rechtstreeks (dus niet als onderaannemer) een offerte heeft gedaan aan ETC Nederland. Voor zover VMB in het kader van deze procedure heeft gesteld dat de werkzaamheden in onderaanneming voor BAM moeten leiden tot de conclusie dat ETC Nederland is aan te merken als een zakelijk contact van haar in de zin van artikel II van het relatiebeding verwerpt het hof die conclusie. De enkele omstandigheid dat die werkzaamheden werden verricht in het kader van een overeenkomst van opdracht tussen ETC Nederland en BAM, maakt nog niet dat daarmee ETC Nederland naast BAM moet worden beschouwd als een dergelijk zakelijk contact van VMB. De werkzaamheden in onderaanneming werden immers opgedragen door BAM aan VMB, terwijl BAM ook naar mag worden aangenomen, rechtstreeks voor deze werkzaamheden aan VMB betaalde. Van een verdere zakelijke relatie tussen VMB en ETC Nederland is in dit verband ook niet gebleken. Dat VMB indirect financieel profijt had van die relatie tussen BAM en ETC Nederland, maakt nog niet dat VMB zelf als een relatie van ETC Nederland is te beschouwen in de zin van het beding. Met dit oordeel valt ook het doek voor de stelling dat werknemer door zijn werkzaamheden voor Achterbosch in onderaanneming voor Engberink in het kader van een opdracht door ETC Nederland aan Engberink het relatiebeding uit zijn overeenkomst heeft geschonden.