Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 28 mei 2021
ECLI:NL:RBOVE:2021:2267
Feiten
Werkneemster is op 16 november 2020 in dienst getreden bij werkgeefster als algemeen medewerker. In november en december 2020 heeft werkgeefster overeenkomstig die overeenkomst het salaris van werkneemster uitbetaald. In een brief van 14 december 2020 was opgenomen dat de arbeidsovereenkomst was gewijzigd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werkneemster heeft tot eind februari 2021 gewerkt in de bakkerij, maar heeft sinds februari 2021 geen salaris meer ontvangen. Werkneemster verzoekt de kantonrechter werkgeefster te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris over de maanden februari en maart 2021. Werkneemster legt hieraan ten grondslag dat zij nog steeds in dienst is bij werkgeefster en stelt dat het salaris moet worden doorbetaald totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Vennoot Y stelt, op basis van een overgelegde WhatsApp-conversatie, dat werkneemster de arbeidsovereenkomst zelf heeft opgezegd. Tevens betwist hij dat met werkneemster een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten. De brief van 14 december zou op verzoek van werkneemster zijn opgesteld, zodat zij een hypotheek kon afsluiten. Het was daarbij niet de bedoeling van partijen dat werkneemster voor onbepaalde tijd in dienst kwam. Daar komt bij dat werkneemster volgens de vennoten niet beschikbaar was voor arbeid vanaf maart 2021.
Oordeel
Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft werkneemster aannemelijk gemaakt dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten, zoals is vastgelegd in de brief van 14 december 2020. Hoewel vennoot Y stelt dat deze wijziging niet in overeenstemming was met de bedoeling van partijen, heeft vennoot X wel het overeengekomen hogere salaris in januari 2021 betaald, waarmee is gehandeld naar de afspraken uit de brief van 14 december 2020. Vennoot Y heeft verder te kennen gegeven zich niet bezig te houden met de financiële kant van de onderneming en niets te weten van het contract met werkneemster. Gelet hierop is zijn stelling dat de brief alleen diende voor het verkrijgen van een hypotheek onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Geen rechtsgeldig einde arbeidsovereenkomst
Werkgeefster heeft geen procedure gevolgd voor het ontslag van werkneemster. Ook is geen sprake van een ontslag op staande voet. Volgens vennoot Y heeft werkneemster zelf haar arbeidsovereenkomst opgezegd, dan wel ingestemd met een wederzijdse beëindiging van het dienstverband, via een WhatsApp-bericht. De kantonrechter oordeelt anders. Werkneemster vraagt in het betreffende bericht wanneer werkgeefster van plan is om de eindafrekening te betalen, aangezien ze het geld hard nodig heeft. Uit deze conversatie komt geen expliciete opzegging van de arbeidsovereenkomst door werkneemster naar voren. Er kan hooguit uit volgen dat werkneemster en vennoot Y erover hebben gesproken dat vennoot Y een eindafrekening opstelt. Tevens heeft vennoot Y niet duidelijk gemaakt dat werkneemster tijdens het gesprek daadwerkelijk heeft ingestemd met een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Al met al is dus geen rechtsgeldig einde gekomen aan de arbeidsovereenkomst tussen partijen, hetgeen betekent dat werkneemster recht heeft op betaling van haar salaris. Het argument dat werkneemster sinds eind februari 2021 niet heeft gewerkt en daarom geen recht heeft op salaris gaat niet op, nu vaststaat dat vennoot Y werkneemster eind februari 2021 heeft gevraagd thuis te blijven, vanwege een (korte) bedrijfssluiting. In zo’n situatie ligt het op de weg van de vennootschap om werkneemster op te roepen voor arbeid zodra de oorzaak van de bedrijfssluiting is weggenomen. Dit is niet gedaan. Werkneemster heeft tevens recht op betaling van het toekomstig salaris.