Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 21 april 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:4178
Feiten
Werkneemster is op 14 september 1992 bij TWijs in dienst getreden. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Primair Onderwijs (hierna: de cao) van toepassing. In artikel 6.24 van de cao staat dat onder overwerk wordt verstaan de door of namens de werkgever opgedragen arbeid buiten de met de werknemer afgesproken werktijd, voor zover deze werktijd met een half uur of meer wordt overschreden. Sinds 2007 wordt werkneemster naar aanleiding van medische beperkingen ingezet als (ambulant) coach voor collega’s op basis van 660 klokuren per schooljaar. In het functioneringsverslag is over te veel gewerkte uren besproken dat wanneer er te veel wordt gewerkt vooraf een afspraak gemaakt moet worden over hoe daarmee om te gaan. Op 19 oktober 2017 is werkneemster arbeidsongeschikt geraakt. Per 31 juli 2018 is aan haar een IVA-uitkering toegekend door het UWV. Met werkneemster is afgesproken dat zij vakantie mag opnemen zoals haar dat uitkomt en zij dit niet meer hoeft te vragen. Bij brief van 4 april 2019 heeft het UWV aan werkneemster bevestigd dat zij UWV had laten weten dat zij van 12 mei 2019 tot en met 11 juni 2019 in het buitenland verblijft. TWijs heeft, na verkregen toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst met werkneemster per 1 februari 2020 opgezegd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Bij brief van 28 november 2019 heeft (de gemachtigde van) werkneemster TWijs verzocht in het kader van de afwikkeling van het dienstverband het openstaande verlofsaldo en 411 extra gewerkte uren uit te betalen. Bij brief van 13 december 2019 heeft TWijs te kennen gegeven dat (en waarom) zij niet gehouden is tot uitbetaling van openstaand verlof en extra gewerkte uren. Bij de eindafrekening is geen openstaand verlof of extra gewerkte uren door TWijs uitbetaald. Werkneemster vordert deze posten in onderhavige procedure.
Oordeel
TWijs meent dat (uit de brief van 19 september 2018 blijkt dat) partijen hebben afgesproken dat werkneemster voor het einde van haar dienstverband alle openstaande verlofdagen zou opnemen. Hoewel in voornoemde brief niet met zoveel woorden staat dat bij einde dienstverband geen verlof zou worden uitbetaald, kan dit daar naar het oordeel van de kantonrechter in gegeven de omstandigheden wel uit worden afgeleid. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat TWijs ter zitting heeft aangevoerd dat werkneemster ondanks haar arbeidsongeschiktheid (veroorzaakt door gehoorproblemen) vaak op vakantie ging om met haar partner (rond)reizen in het buitenland te maken. Juist om werkneemster tegemoet te komen, is – nadat vaststond dat de arbeidsongeschiktheid duurzaam was (IVA) – afgesproken dat zij haar verlof naar eigen inzicht zou opnemen zonder dat zij daarvoor steeds aanvragen hoefde in te dienen. De kantonrechter stelt vast dat werkneemster het daarmee eens was. Zij heeft immers de brief voor akkoord ondertekend en heeft vervolgens ook daarnaar gehandeld. De vordering wordt afgewezen.
Overwerk
De kantonrechter is van oordeel dat werkneemster de door TWijs gegeven toelichting onvoldoende (gemotiveerd) heeft weerlegd. Hoewel niet onaannemelijk is dat werkneemster uit loyaliteit of verantwoordelijkheidsgevoel veel (meer) tijd in het coachingwerk heeft gestoken dan dat haar contract toestond, kan uit de door haar geschetste gang van zaken geen opdracht hiertoe van TWijs worden afgeleid. De vordering wordt afgewezen.