Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Amersfoort), 26 mei 2021
ECLI:NL:RBMNE:2021:2275
Sprake van een dynamisch incorporatiebeding. Ook volgende versies van cao zijn van toepassing op arbeidsovereenkomst werknemer. Cao heeft nawerking, waardoor arbeidsongeschikte werknemer recht heeft 100% van het loon, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering.

Feiten

Werknemer is op 23 november 1992 in dienst getreden bij (de voorganger van) werkgeefster (hierna: onderneming 1) in de functie van productiemedewerker. Op zijn arbeidsovereenkomst is de cao betonproduktenindustrie (hierna: ‘de cao beton’) van toepassing. Vanaf 29 mei is werknemer arbeidsongeschikt. In een brief van 28 maart 2019 heeft ondernemer 1 aan werknemer medegedeeld dat per 1 april 2019 zijn werkzaamheden zouden worden voorgezet binnen de bv van werkgeefster. De brief vermeldt tevens dat de arbeidsovereenkomst zoals deze is gesloten met onderneming 1 zal worden overgenomen, waardoor er voor werknemer niets zal veranderen. De cao beton is per 1 augustus 2019 afgelopen en niet meer verlengd. Werknemer heeft gedurende de eerste twee jaar ziekte van werkgeefster 100% van het laatstverdiende loon ontvangen. Werknemer ontvangt vanaf 26 mei 2020 tot en met 25 mei 2022 een loongerelateerde uitkering. Werknemer verzoekt de kantonrechter een verklaring voor recht af te geven over de nawerking van de cao beton op zijn arbeidsovereenkomst en vordert veroordeling van werkgeefster tot betaling van achterstallig vakantiegeld en een achterstallige eindejaarsuitkering. Werkgeefster stelt dat sprake was van een statisch incorporatiebeding. Daarnaast heeft werkgeefster zich nooit beziggehouden met betonproducten en is zij dus nooit onder de werkingssfeer van de cao beton komen te vallen en is zij er ook niet aan gebonden.

Oordeel

Vast staat dat er een incorporatiebeding van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van werknemer voor de toepassing van de cao beton. Partijen verschillen van mening over de vraag of het beding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst van 19 november 1992 moet worden gezien als een statisch incorporatiebeding (zoals werkgeefster betoogt) of een dynamisch incorporatiebeding (zoals gesteld door werknemer). Hiervoor dienen alle omstandigheden te worden afgewogen. In de brief van 19 november 1992 is niet verwezen naar de op dat moment geldende cao, waardoor ook volgende versies van de cao van toepassing zouden kunnen zijn. Daarnaast was onderneming 1 lid van de werkgeversvereniging en is de cao in de praktijk altijd toegepast tussen partijen. Daartegenover kan worden gesteld dat het beding niet duidt dat ook toekomstige cao’s van toepassing zijn. In de bepaling is ook het element ‘binnen ons bedrijf’ opgenomen, wat erop kan duiden dat toepassing van de cao uitdrukkelijk tot het bedrijf van onderneming 1 was beperkt. Na afweging van de omstandigheden komt de kantonrechter tot het oordeel dat partijen een dynamisch incorporatiebeding (moeten) hebben gesloten. Als de uitleg van werkgeefster zou worden gevolgd, zou dit betekenen dat onderneming 1 wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden telkens opnieuw zou moeten overeenkomen met haar werknemers. Dat ligt niet voor de hand en het is dan ook aannemelijk dat onderneming 1 ten aanzien van al haar werknemers de cao beton heeft willen toepassen. Door de overgang van onderneming gaan alle rechten en plichten mee over, dus ook de bepalingen uit de cao. De cao beton was toen immers nog geldig. De arbeidsvoorwaarden van de cao beton gelden vanaf de overname dus op grond van nawerking. De omstandigheid dat onderneming 1, respectievelijk werkgeefster op enig moment voor expiratie van de cao de betonactiviteiten heeft beëindigd doet daar niet aan af. Artikel 15 cao beton, over de loondoorbetaling en bovenwettelijke uitkering in geval van arbeidsongeschiktheid, heeft dus nawerking. Partijen verschillen echter van mening hoe dit artikel moet worden uitgelegd. Volgens werkgeefster moet werknemer 30% van het ontvangen loon terugbetalen, nu in het tweede jaar re-integratiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Voor de beantwoording hiervan gaat de kantonrechter uit van het arbeidsdeskundigenrapport. Uit dit rapport blijkt dat werknemer vanaf 29 mei 2019 arbeidsgeschikt was voor passend werk, maar dat werkgeefster onvoldoende passend werk voorhanden had. Het had volgens de kantonrechter op de weg van werkgeefster gelegen om aan te tonen welke werkzaamheden werknemer dan heeft verricht in het tweede ziektejaar en feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan worden afgeleid dat zij wel in staat was om “een re-integratiefunctie aan te bieden binnen of buiten de onderneming”. Dit heeft zij echter niet gedaan. De conclusie is dan ook dat werknemer op grond van artikel 15 cao beton wel recht heeft op 100% van zijn loon gedurende het tweede ziektejaar, ook ten aanzien van het vakantiegeld en de eindejaarsuitkering.