Rechtspraak
Feiten
Werknemer is met ingang van 30 maart 2020 in dienst getreden bij werkgever in de functie van chauffeur. Op of omstreeks 7 april 2020 heeft werknemer een vrachtwagen van werkgever meegenomen en geparkeerd in Enschede. Uit de tank van de vrachtwagen is diesel gelekt op de plaats waar de vrachtwagen geparkeerd stond. Werkgever ontving een brief van 14 juli 2020 van Gemeente Enschede waarin zij werkgever aansprakelijk stelt voor de ontstane vervuiling van het wegdek ten bedrage van € 3.960,92. Werknemer heeft zich 1 februari 2021 niet gemeld op zijn werk. Werknemer heeft bij aangetekend schrijven werkgever bericht dat zijn moeder hem telefonisch op 2 februari 2021 ziek heeft gemeld. Werknemer vordert werkgever te veroordelen tot betaling van te weinig betaald loon over september tot en met december 2020 en februari 2021 en het loon van maart 2021.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat niet is gebleken van een duidelijke en ondubbelzinnige instemming met beëindiging van de arbeidsovereenkomst door werknemer. Ook is niet gebleken van een mededeling of gedraging van werknemer waaruit werkgever mocht opmaken dat werknemer zijn arbeidsovereenkomst wilde beëindigen zodat niet kan worden vastgesteld dat werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. De telefonische ziekmelding op 2 februari 2021 is betwist door werkgever, maar niet gemotiveerd is betwist dat werkgever werknemer heeft gebeld en dat zij daarbij hebben gesproken over het al dan niet inschakelen van een bedrijfsarts. Daar komt bij dat werknemer heeft gesteld dat hij op 15 februari 2021 een brief naar werkgever heeft gestuurd inzake zijn ziekmelding en dat werkgever heeft verklaard dat deze brief is ontvangen en in de prullenbak is beland. Dat werkgever het erbij heeft gelaten getuigt niet van goed werkgeverschap en komt voor rekening van werkgever. Dit alles maakt dat er op 2 februari 2021 geen einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Werkgever had op grond van de arbeidsovereenkomst dan ook de verplichting om het loon door te betalen aan werknemer. Ten aanzien van de schade door lekkage op het wegdek overweegt de kantonrechter als volgt. Een inhouding op het loon mag in beginsel slechts plaatsvinden als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van werknemer. Onbetwist is vastgesteld dat werknemer de wagen meenam om schoon te maken en niet voor privédoeleinden. Werknemer had hiervoor vooraf toestemming gekregen. Werknemer heeft de wagen deels op het trottoir geparkeerd, maar dat levert nog geen opzet of bewuste roekeloosheid op. Partijen verschillen van mening over de toedracht van de schade, maar werkgever heeft zijn stelling op grond waarvan werknemer schadeplichtig zou zijn onvoldoende onderbouwd. De inhouding op het loon waarmee werknemer heeft ingestemd is volgens de kantonrechter onterecht. Op grond van de naar voren gebrachte feiten is een overeenkomst tussen partijen over het inhouden van loon niet vast komen te staan. Concluderend kan worden vastgesteld dat er geen einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst en dat de inhoudingen onterecht zijn geschied. Daarom is het door werknemer gevorderde toewijsbaar.