Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 8 juni 2021
ECLI:NL:RBDHA:2021:5810
Werknemer heeft schriftelijke arbeidsovereenkomst niet aanvaard, dus ook het incorporatiebeding is niet overeengekomen. Cao alleen van toepassing in periodes dat deze algemeen verbindend was verklaard.

Feiten

Werknemer is op 1 oktober 2018 in dienst getreden bij werkgeefster. Op 28 november 2019 is werknemer als gevolg van een arbeidsongeval uitgevallen. Zijn arbeidsongeschiktheid duurt thans nog voort. De arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgeefster is niet schriftelijk vastgelegd. Werkgeefster is actief op het terrein van het beroepsgoederenvervoer. De cao voor het Beroepsgoederenvervoer (hierna: de cao) is vanaf 17 oktober 2017 tot en met 21 december 2019 en van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 algemeen verbindend verklaard geweest en in die periode was zowel werknemer als werkgeefster gebonden aan de bepalingen van die cao. Werknemer vordert werkgeefster te veroordelen tot betaling van aanvullingen van het loon en overuren en aanvullingen bij arbeidsongeschiktheid.

Oordeel

Naar het oordeel van de kantonrechter is tussen partijen geen incorporatiebeding overeengekomen, langs welke weg de cao buiten de periodes dat deze algemeen verbindend verklaard was, van toepassing was. Daartoe acht de kantonrechter redengevend dat werknemer stelt dat de arbeidsovereenkomst die eind 2019 ter ondertekening aan werknemer is voorgelegd niet beantwoordt aan de mondeling overeengekomen arbeidsvoorwaarden. Werknemer vermeldt daarbij niet op welke punten de arbeidsovereenkomst niet beantwoordt aan hetgeen mondeling zou zijn overeengekomen. De kantonrechter volgt werkgeefster in haar stelling dat, nu geen overeenstemming is bereikt over alle arbeidsvoorwaarden, dit betekent dat ook individuele elementen (zoals het incorporatiebeding) niet als overeengekomen kunnen worden beschouwd. Dit betekent dat afgezien van de periodes dat de cao algemeen verbindend verklaard was, partijen over en weer geen rechten kunnen ontlenen aan bepalingen van de cao. Over de periodes dat de cao algemeen verbindend verklaard was, heeft werknemer recht op ziektegeld dat op de voet van de cao dient te worden berekend. Met betrekking tot de uit te betalen overuren verschillen partijen van mening over de vraag welke plaats is aan te merken als de standplaats van de werknemer, zulks met het oog op het feit dat de reistijd van en naar de standplaats niet als werktijd en dus ook niet als overwerk wordt aangemerkt. Werkgeefster heeft gesteld dat zij bij haar kantoor geen parkeermogelijkheden voor vrachtwagens heeft, maar dat zij daartoe een parkeerterrein heeft gehuurd in Rotterdam-Botlek. Dit terrein is op grond van de cao als standplaats van werknemer aan te merken. Dat werkgeefster het toestond dat werknemer zijn als dan niet geladen vrachtwagen mocht parkeren op een plek in de buurt van zijn woonhuis mag zo zijn, maar zonder nadere overeenkomst wordt die parkeerplek nog niet als standplaats aangemerkt. Dit betekent dat de reistijd van en naar de parkeerfaciliteiten van werkgeefster in Rotterdam-Botlek niet als werktijd heeft te gelden. Die constatering heeft voor beide partijen voor- en nadelen, die naar het oordeel van de kantonrechter grosso modo tegen elkaar wegvallen. De kantonrechter stelt de reistijd van werknemer vast op een uur en een kwartier (retour), rekening houdende met het feit dat werknemer ook zijn auto nog moet parkeren. Dit maakt dat een herberekening zal moeten plaatsvinden met betrekking tot het aantal gewerkte (over)uren. Met betrekking tot de berekening van het ziektegeld overweegt de kantonrechter dat in de periodes van de algemeen verbindend verklaarde cao werknemer recht heeft op 100% van zijn loon en overuren. Tijdens de periode dat de cao niet van toepassing was, heeft werknemer recht op doorbetaling van 70% van zijn basissalaris en overuren. De kantonrechter komt tot de conclusie dat met deze uitgangspunten partijen zelf tot een afronding van hun geschil zouden moeten kunnen komen. Zou dan niet het geval zijn dan zal de kantonrechter een eindbeslissing nemen.