Feiten

Werknemer is per 1 februari 2019 in tijdelijke dienst voor twee jaar aangesteld bij de Belastingdienst. In de begeleidende brief bij de Akte van Aanstelling staat vermeld: ‘Bij voldoende functioneren wordt u aangesteld in vaste dienst van het Rijk’ . Per 1 februari 2021 is werknemer niet in vaste dienst van de Staat der Nederlanden (hierna: De Staat) gekomen. Werknemer verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat de Staat heeft gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap door de arbeidsovereenkomst niet om te zetten naar een opvolgende arbeidsovereenkomst, zijnde een vast dienstverband. Hij verzoekt primair de Staat te veroordelen tot herstel van de arbeidsrelatie tussen partijen door het aanbieden aan werknemer van een nieuwe arbeidsovereenkomst en subsidiair de Staat te veroordelen aan hem de inkomensschade te vergoeden (verschil tussen salaris en zijn WW-uitkering). Aan het verzoek legt werknemer ten grondslag dat hij ten onrechte als ‘niet geslaagd’ voor de voor de vaste aanstelling vereiste opleiding is aangemerkt. De Staat verweert zich en stelt dat de beoordeling(en) van werknemer zorgvuldig en met inachtneming van de vooraf aan werknemer kenbaar gemaakte richtlijnen tot stand is (zijn) gekomen.

Oordeel

In deze procedure gaat het met name om de vraag of werknemer het onderdeel ‘Controletechniek’ van de opleiding al dan niet heeft gehaald. Werknemer stelt dat hij voor dit onderdeel het cijfer 5,8 heeft behaald en dat hij volgens de bepalingen van de Studiegids dit onderdeel dus heeft gehaald, omdat in de Studiegids staat dat een toets met goed gevolg is afgelegd als de kandidaat het cijfer 5,5 of hoger heeft behaald. Het verschil van inzicht over de waarde van het cijfer 5,8 spitst zich toe op de vraag of voor het betreffende onderdeel het behaalde cijfer (5,8) doorslaggevend was of de kwalificatie voldoende of onvoldoende. Werknemer beroept zich op de tekst van de Studiegids. De Staat verwijst echter naar de digitale ‘studieomgeving’ van De Belasting Academie (hierna: DBA) waartoe werknemer toegang had, waarin staat dat werknemer geslaagd is als hij ‘minimaal een voldoende beoordeling heeft gehaald voor het betreffende onderdeel’ en ‘minimaal 60% van de te behalen punten’. Werknemer had 69 punten voor het onderdeel Controletechniek, waardoor hij voor het gehele onderdeel 262 punten scoorde van de vereiste 270 punten. Bij de beoordeling van het geschil komt het erop aan in hoeverre aan de vermelding van het cijfer 5,8 in het ‘Dossier uitkomsten dossierreview’ doorslaggevende betekenis moet worden toegekend met betrekking tot de vraag of werknemer al dan niet het betreffende cursusonderdeel heeft behaald. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Niet alleen is dit document geen officiële mededeling aan werknemer van zijn score voor het betreffende cursusonderdeel, maar daarnaast mag niet uit het oog worden verloren dat dit document is opgemaakt op 21 januari 2020, dus ruim voor de herkansing van werknemer, waarvan de resultaten hem op 20 juli 2020 (officieel) zijn medegedeeld. Ook mag niet uit het oog worden verloren dat dit document meer het karakter heeft van een tussentijdse evaluatie van de leidinggevenden van werknemer, waarin zij feedback en advies geven over de wijze waarop werknemer zich verder kan ontwikkelen. In samenhang met deze feedback en adviezen kon werknemer er naar het oordeel van de kantonrechter niet van uitgaan dat hij op dat moment al geslaagd was voor het betreffende cursusonderdeel. Het vermelde cijfer komt dus geen doorslaggevende betekenis toe naast of in plaats van de officiële uitslag van 20 juli 2020. Bij dit oordeel neemt de kantonrechter mede in overweging dat naar zijn oordeel de mededeling op de digitale studieomgeving van DBA een nadere uitwerking is van hetgeen in punt 6.6 van de Studiegids vermeld staat en dat daaruit duidelijk wordt dat voor dit cursusonderdeel de kwalificatie ‘voldoende’ vereist was en niet een cijfer, waarbij een bepaald percentage (60%) vereist is voor het verkrijgen van de kwalificatie ‘voldoende’ en een aantal punten van 270 een voldoende oplevert en een aantal punten van minder dan 270 een onvoldoende. Van een overheidsdienst als de Belastingdienst mag verwacht worden dat zij vooraf kenbaar gemaakte maatstaven hanteert en daaraan vasthoudt, omdat anders al snel het vermoeden van willekeur om de hoek kan komen kijken. Uit het voorgaande vloeit voort dat het primaire verzoek van werknemer niet kan worden toegewezen. Alles bij elkaar genomen heeft hij niet de voor een vaste aanstelling vereiste opleidingsvereisten behaald. Ook het subsidiaire verzoek kan niet worden toegewezen, nu geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de Staat.