Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 1 juli 2020 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van Leerling VIG. Op 19 januari 2021 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen geëindigd. Werknemer verzoekt de kantonrechter werkgeefster te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 11.720,46, de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Oordeel
De kantonrechter stelt vast dat genoegzaam is gebleken dat de oproeping van de mondelinge behandeling op het juiste adres en op de juiste wijze is aangetekend aan werkgeefster. De gemachtigde van werknemer heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de vertegenwoordiger van werkgeefster haar die ochtend nog heeft laten weten niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen. Gelet hierop stelt de kantonrechter vast dat werkgeefster om haar moverende redenen niet is verschenen in deze procedure, zodat het verzoek van werknemer onweersproken is gebleken. De verzoeken van werknemer zullen dan ook worden toegewezen met inachtneming van het hiernavolgende. Met betrekking tot de vergoeding wegens onregelmatige opzegging stelt de kantonrechter vast dat partijen een opzegbeding van een maand waren overeengekomen. Werkgeefster is derhalve over de periode van 19 januari 2021 tot 1 maart 2021 een vergoeding verschuldigd gelijk aan het over die periode in geld vastgestelde loon. De wettelijke rente zal ook worden toegewezen.