Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 27 juli 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:7206
Feiten
Werknemers werkten in 2013 als internationaal vrachtwagenchauffeur. Zij hadden een in het Hongaars opgestelde arbeidsovereenkomst gesloten met Silo-Tank. Deze Hongaarse vennootschap is een zusterbedrijf van Van den Bosch Transporten B.V., gevestigd in Nederland (hierna: VdBT). VdBT viel in 2012-2013 onder de werking van de cao Goederenvervoer. Daarnaast was de cao Beroepsgoederenvervoer in de periode van 31 januari 2013 tot en met 31 december 2013 algemeen verbindend verklaard. Werknemers hebben in november 2013 aanspraak gemaakt op betaling conform deze cao’s. Silo-Tank heeft hen daarna niet meer opgeroepen en bij brief van 11 februari 2014 met onmiddellijke ingang ontslagen. Werknemers hebben bij inleidende dagvaarding van 19 februari 2014 aanspraak gemaakt op onder meer betaling van achterstallig loon. Werknemers hebben onder meer aangevoerd dat Silo-Tank gehouden is Nederlandse arbeidsvoorwaarden toe te passen op grond van, kort gezegd, artikel 6 EVO dan wel artikel 8 Rome I omdat Nederland hun gewone werkland was. Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd bij arrest van 2 mei 2017. Volgens het Hof ’s-Hertogenbosch was de Detacheringsrichtlijn niet van toepassing en was Hongaars recht op de arbeidsverhouding van werknemers met Silo-Tank van toepassing omdat Hongarije hun gewone werkland was dan wel, in ieder geval, het land waarmee de arbeidsovereenkomsten het meest verbonden waren in de zin van artikel 6 lid 2 EVO dan wel artikel 8 lid 4 Rome I, waarbij het Hof ’s-Hertogenbosch heeft verwezen naar het Schlecker-arrest. Bij het verwijzingsarrest heeft de Hoge Raad het arrest van het Hof te ’s-Hertogenbosch van 2 mei 2017 vernietigd en de zaak verwezen naar het Hof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof ’s-Hertogenbosch verzuimd in zijn beoordeling elk van de gezichtspunten te betrekken die volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) met name in aanmerking moeten worden genomen bij het vaststellen van het gewoonlijke werkland en heeft het Hof ’s-Hertogenbosch ook bij het oordeel dat de arbeidsovereenkomsten in ieder geval nauwer met Hongarije verbonden zijn, een aantal door werknemers gestelde omstandigheden niet kenbaar als relevante gezichtspunten in de beoordeling betrokken.
Oordeel
Het gewoonlijke werkland
Het hof oordeelt dat een aantal van de door het HvJ EU in het Koelzsch-arrest gegeven gezichtspunten, waar het de organisatie van de transportopdrachten betreft, duidelijk naar Nederland wijzen als het gewone werkland. Een aantal andere zijn wat minder uitgesproken, maar er zijn geen relevante gezichtspunten die wijzen op een specifiek ander land – en dus ook niet op Hongarije – als het gewone werkland. Ook de andere aspecten die partijen nog hebben aangedragen wijzen meer op Nederland als het gewone werkland zoals de loonbetaling per bank, de ziekmeldingen en verlofaanvragen alsmede de op naam van VdBT gestelde brandstofpas. Het hof merkt daarom Nederland aan als het gewone werkland.
Zijn de arbeidsovereenkomsten nauwer verbonden met een ander land dan Nederland?
Werknemers zijn Hongaarse chauffeurs en waren in de relevante periode woonachtig in Hongarije, daar belastingplichtig en aangesloten voor de sociale zekerheid en andere relevante verzekeringen. De vaststelling van hun loon gebeurde formeel door Silo-Tank, maar feitelijk door VdBT waarbij het hof wijst op de omstandigheden betreffende de invloed van VdBT op loonbetaling en wijze van ziekmelding, de rol van de HRM-functionaris die in Nederland verbleef en (hoofdzakelijk) werkte en op de positie van de bestuurder in Silo-Tank. Het feit dat werknemers belasting en premies betaalden in Hongarije was bovendien niet het gevolg van een keuze voor dat land als werkland, maar enkel en alleen het gevolg van het feit dat zij daar woonden. De werkzaamheden waren immers, zoals hiervoor uiteengezet, het meest verbonden met Nederland. Dat Silo-Tank in Hongarije gevestigd was, vond zijn grondslag evenmin in de verbondenheid van de werkzaamheden met Hongarije. Al met al zijn er dus onvoldoende redenen om de arbeidsovereenkomsten te laten beheersen door het Hongaarse recht in plaats van het Nederlandse recht als het recht van het gewone werkland.