Naar boven ↑

Rechtspraak

stichting Zorgbelang Inclusief/werkneemster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 19 juli 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:7195
Begeleidster van verslaafden kampt zelf langdurig met terugval in verslaving. De begeleidster heeft daarmee het vertrouwen van werkgever geschaad. Ontbinding op g-grond toegewezen.

Feiten

Werkneemster is op 1 augustus 2009 in dienst getreden bij stichting Zorgbelang Inclusief (hierna: ZBI) in de functie van straatadvocaat. Werkneemster is (onder meer) aangenomen omdat zij ervaringsdeskundige is. Bij haar indiensttreding was bij ZBI bekend dat werkneemster verslaafd was geweest aan het gebruik van alcohol. In de periode 30 juli 2014 tot 5 juni 2016 is werkneemster arbeidsongeschikt geweest, vanwege een terugval in haar alcoholverslaving, gecombineerd met de gevolgen van een valpartij. Op 15 juli 2016 stuurt ZBI een brief aan werkneemster waarin wordt aangegeven dat onder invloed zijn van alcohol tijdens werktijd wordt gesanctioneerd met direct onbetaalde op non-actiefstelling en mogelijk ontslag. Op 16 november 2016 heeft ZBI werkneemster erop aangesproken dat collega’s hebben aangegeven een alcohollucht te hebben geroken bij werkneemster. Vanaf 12 juli 2017 tot 6 april 2018 was werkneemster wederom arbeidsongeschikt en is zij opgenomen in een verslavingskliniek. Op 25 februari 2019 is werkneemster naar huis gestuurd, omdat zij volgens collega’s naar alcohol rook. In de periode van 26 augustus 2019 tot 7 oktober 2019 was werkneemster arbeidsongeschikt en was zij opgenomen in een verslavingskliniek. Op 5 maart 2020 was werkneemster aanwezig bij een overleg met lokale politici, waar zij volgens collega’s ‘ladderzat’ was. Werkneemster heeft zich op haar eerstvolgende werkdag ziek gemeld en is weer opgenomen in de verslavingskliniek. ZBI heeft een arbeidsdeskundig onderzoek laten verrichten waarin is geoordeeld dat de functie van werkneemster niet passend is. Met ingang van 22 februari 2021 heeft werkneemster zich volledig hersteld gemeld. Na het herstel hebben partijen gesprekken met elkaar gevoerd over de toekomst van de samenwerking tussen hen. ZBI heeft te kennen gegeven dat zij geen mogelijkheden zien om werkneemster terug te laten keren. ZBI verzoekt de arbeidsovereenkomst op de d-grond dan wel g-grond te ontbinden.

Oordeel

De kantonrechter merkt allereerst op dat het opzegverbod tijdens ziekte niet aan ontbinding in de weg staat. Als onbetwist staat immers vast dat werkneemster sinds 22 februari 2021 niet meer arbeidsongeschikt is. ZBI heeft haar ontbindingsverzoek primair gebaseerd op de d-grond. De kantonrechter overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat alcoholverslaving een ziekte is. Ten aanzien van de d-grond is ongeschiktheid ten gevolge van ziekte juist expliciet uitgesloten, zodat de d-grond niet kan leiden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het ontbindingsverzoek op de g-grond kan daarentegen wel worden toegewezen. Vaststaat dat het voor ZBI van groot belang is dat straatadvocaten hun verslaving achter zich hebben gelaten omdat zij werken met een zeer kwetsbare doelgroep die te maken heeft met multiproblematiek, waaronder verslaving. ZBI kan zich het niet veroorloven dat straatadvocaten risico’s veroorzaken voor de kwetsbare doelgroep of de beeldvorming naar derden schade toebrengen. Vaststaat dat werkneemster desondanks in de afgelopen jaren veelvuldig heeft gekampt met alcoholverslaving. ZBI heeft daarbij diverse malen aangegeven dat gezien het specifieke karakter van de functie van straatadvocaat alcoholverslaving voor haar onacceptabel is. Onbetwist is dat werkneemster steeds na de periodes van terugval heeft aangegeven dat zij hersteld was van haar verslaving, maar dat dit keer op keer gebleken is slechts van tijdelijke aard te zijn. Daarmee heeft zij het vertrouwen dat ZBI in haar heeft gesteld, door haar als ervaringsdeskundige te laten werken met deze kwetsbare doelgroep, herhaaldelijk beschaamd. Van ZBI kan niet worden verwacht dat zij gezien de unieke en specifieke functie van straatadvocaat in weerwil van deze terugkerende verslaving, vertrouwen blijft hebben in werkneemster en haar laat werken met de voornoemde kwetsbare doelgroep. Partijen twisten er niet over dat ZBI een transitievergoeding verschuldigd is aan werkneemster, zodat deze wordt toegewezen. Omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van ZBI, wordt aan werkneemster geen billijke vergoeding toegekend.