Naar boven ↑

Rechtspraak

Stichting A/ werkneemster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 5 juli 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:7520
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst houdt verband met het lidmaatschap van werkneemster van de medezeggenschapsraad en staat ontbinding derhalve in de weg.

Feiten

Werkneemster is werkzaam bij Stichting A. Werkneemster is eind 2017 lid geworden van de medezeggenschapsraad. Vanaf eind 2017 is C opgetreden als directeur-bestuurder van school A. In 2018 is het teamleiderschap van werkneemster afgenomen. Werkneemster heeft zich op 13 november 2019 ziek gemeld. Werkneemster is in juni 2020 door C niet toegelaten tot haar werkzaamheden. Het Bureau Integriteit Nederlandse Gemeenten (hierna: Bing) heeft bij school A vanaf mei 2020 een integriteitsonderzoek uitgevoerd naar – kort gezegd – het functioneren van het bestuur, de medezeggenschapsraad en de raad van bestuur. Hieruit volgde de conclusie dat de bestuurder onzuiver en op onderdelen grensoverschrijdend heeft gewerkt. C heeft per 26 augustus 2020 zijn functie neergelegd. Werkneemster is na de zomer van 2020 door D, opvolger van C, toegelaten tot de school. Voorts heeft zij haar functie teruggekregen en is zij weer toegelaten tot het managementteam. De minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media heeft in september 2020 een onderzoek in laten stellen naar de situatie binnen school A. In het rapport van V-square van 9 september 2020 zijn diverse aanbevelingen opgenomen met als doel de rust op de school te laten terugkeren, waaronder het vervangen van de bestuurder en directeur. De Onderwijsinspectie heeft in oktober 2020 een onderzoeksrapport met betrekking tot school A opgesteld. In dit rapport zijn onder meer 53 herstelopdrachten geformuleerd. Stichting A heeft vervolgens een onderzoek laten verrichten naar de situatie binnen het zorgteam door het bureau Praktijkmensen B.V. (hierna: Praktijkmensen). Hieruit kwam concluderend naar voren dat er behoefte is om een streep te trekken onder het effect van het conflict op het zorgteam. Het onderzoeksrapport is op 23 november 2020 met werkneemster besproken. Stichting A heeft op 30 november 2020 in een gesprek met werkneemster medegedeeld dat zij besloten heeft werkneemster per direct uit haar functie te ontheffen. Werkneemster heeft hiertegen beroep ingesteld. Stichting A heeft werkneemster op 12 januari 2021 geschorst voor de duur van (ten hoogste) drie maanden. Werkneemster heeft bij beroepschrift van 28 januari 2021 beroep tegen deze beslissing ingesteld. De Commissie van beroep heeft bij uitspraak van 22 maart 2021 het beroep tegen de besluiten van 30 november 2020 en 12 januari 2021 gegrond verklaard. Stichting A verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Oordeel

Naar het oordeel van de kantonrechter is in het onderhavige geval voldoende komen vast te staan dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst verband houdt met het lidmaatschap van werkneemster van de medezeggenschapsraad en dat dit derhalve aan de verzochte ontbinding in de weg staat. Op grond van de stellingen van partijen en de overgelegde stukken is een voldoende consistent beeld ontstaan dat vanaf de toetreding van werkneemster tot de medezeggenschapsraad fricties zijn ontstaan tussen werkneemster en de toenmalige directeur/bestuurder C. Het rapport van Bing wijst ook in die richting. Verder biedt ook het rapport van Praktijkmensen aanknopingspunten voor het oordeel dat de kritiek van Stichting A op werkneemster als teamleider samenhangt met de wijze waarop zij inhoud heeft gegeven aan haar activiteiten als lid van de medezeggenschapsraad. Daarin is immers uitdrukkelijk geconcludeerd dat de start van de huidige toestand van het zorgteam is gelegen in de onenigheid tussen de toenmalige directie en de medezeggenschapsraad, dat de impact op het zorgteam vanwege de rol van werkneemster extra groot was en dat de zorgteam daardoor negatief is beïnvloed. Verder is ook niet gebleken van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Dat Stichting A en werkneemster moeite met elkaar hebben door alles wat is gebeurd is begrijpelijk, maar onvoldoende is gebleken dat de verhouding niet meer te repareren valt. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.