Naar boven ↑

Rechtspraak

Centrient Pharmaceuticals Netherlands B.V./werkneemster
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 3 augustus 2021
ECLI:NL:GHDHA:2021:1420
Het hof herstelt de arbeidsovereenkomst, die door de kantonrechter was ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Mede rekening gehouden met belang arbeidsovereenkomst in verband met verblijfsstatus kennismigrant.

Feiten

Werkneemster is op 1 juli 2016 in dienst getreden bij Centrient Pharmaceuticals Netherlands B.V. (hierna: Centrient). Werkneemster is een zogenoemde kennismigrant. Zij verblijft sinds december 2013 in Nederland. Op 18 maart 2020 heeft een videogesprek plaatsgevonden tussen Centrient en werkneemster. Tijdens dit gesprek heeft Centrient aan werkneemster kenbaar gemaakt dat zij tot een beëindiging van het dienstverband met werkneemster wilde overgaan, omdat er in de ogen van Centrient niet langer sprake was van een ‘match’ tussen haar en werkneemster, omdat werkneemster onvoldoende functioneerde, en omdat haar functie zou wijzigen en werkneemster niet beschikte over de competenties voor de nieuwe functie. Partijen hebben in juni 2020 een mediator ingeschakeld. Het mediationtraject heeft niet tot een oplossing geleid. De arbeidsovereenkomst is bij de beschikking ontbonden met ingang van 1 december 2020. Tegen deze beslissing komt werkneemster in hoger beroep op. 

Oordeel

Van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie die zodanig is dat van Centrient niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren is geen sprake. De verstoring van de arbeidsrelatie, die – ook in de visie van Centrient – pas is ontstaan nadat Centrient werkneemster op 18 maart 2020 had medegedeeld dat zij tot een einde van de arbeidsovereenkomst wilde komen, is veroorzaakt door Centrient, die werkneemster op genoemde datum heeft overvallen met de desbetreffende mededeling terwijl zij geen goede grond had om tot beëindiging van de arbeidsrelatie over te gaan. Niet gebleken is dat Centrient werkneemster daarvoor op haar inhoudelijk functioneren heeft aangesproken. Centrient heeft evenmin onderbouwd hoe en waarom de functie van werkneemster in de tijd dat zij wegens de geboorte van haar zoon afwezig was inhoudelijk is gewijzigd en evenmin waarom werkneemster de bij die gewijzigde functie behorende werkzaamheden niet naar behoren zou kunnen verrichten. Centrient heeft ten slotte weliswaar aangevoerd dat zij na 18 maart 2020 geprobeerd heeft het geschil tussen partijen in der minne op te lossen maar zij heeft – tegenover de desbetreffende stelling van werkneemster – niet aannemelijk gemaakt dat haar inzet bij die gesprekken een andere was dan tot een beëindiging van de arbeidsrelatie te komen. Onder deze omstandigheden komt aan het feit dat werkneemster en met name haar echtgenoot zich niet altijd diplomatiek over Centrient en haar medewerkers hebben uitgelaten geen relevante betekenis toe. Het hof is gelet op al het voorgaande van oordeel dat geen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, die zodanig ernstig is dat van Centrient in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Werkneemster heeft gemotiveerd betwist dat er niet langer mogelijkheden tot een vruchtbare samenwerking zouden zijn. Voor zover al moet worden aangenomen dat een verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan tussen werkneemster en haar leidinggevende (sinds 1 januari 2019), is van belang dat er inmiddels sprake is van een nieuwe leidinggevende op de betreffende afdeling. De conclusie is dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in de gegeven omstandigheden wel van Centrient kan worden gevergd. Het hof zal de arbeidsovereenkomst daarom herstellen per 1 december 2020, met ingang van welke datum deze door de kantonrechter is ontbonden. Centrient zal worden veroordeeld tot betaling van het loon en emolumenten vanaf deze datum, zoals verzocht. Bij deze beslissing is het belang dat werkneemster, als kennismigrant, bij het hebben van een arbeidsovereenkomst heeft in verband met haar verblijfsstatus, mede in aanmerking genomen. Het verzoek van werkneemster om Centrient te veroordelen haar toe te laten tot het verrichten van (de gewijzigde) werkzaamheden is in beginsel toewijsbaar. Omdat Centrient enige tijd moet worden gegund de terugkomst van werkneemster voor te bereiden, zal Centrient worden veroordeeld werkneemster met ingang van 6 september 2020 weer tot het werk toe te laten. Nu de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 december 2020 wordt hersteld ziet het hof ook overigens geen aanleiding voorzieningen te treffen.