Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 26 augustus 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:8843
Feiten
Federatie Nederlandse Vakbeweging en werknemer 1 tot en met 9 (hierna: eisers) zijn onder meer in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van een aantal door hen gestelde feiten die – indien waar – maken dat de arbeid gewoonlijk vanuit Nederland werd verricht zoals bedoeld in artikel 8 Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I). Zij zijn verder in de gelegenheid gesteld om te bewijzen dat Unitrans een in Nederland gevestigde onderneming is zoals bedoeld in artikel 2 van de cao.
Oordeel
Toepasselijk recht
Naar het oordeel van de kantonrechter moet op grond van het voorgaande worden vastgesteld dat ten aanzien van de bij deze zaak betrokken werknemers de arbeid gewoonlijk werd verricht vanuit Nederland zoals bedoeld in artikel 8 van de verordening. Dat betekent dat op de rechtsverhouding tussen de chauffeurs en Unitrans Bohemia s.r.o. (hierna: Unitrans) Nederlands recht van toepassing was. De kantonrechter is ook van oordeel dat Unitrans in Nederland is gevestigd zoals bedoeld in de cao. Een en ander is gebaseerd op het volgende. Naar het oordeel van de kantonrechter wijzen de meeste elementen die de werkzaamheden van de chauffeurs betreffen naar Nederland als werkland. De belangrijkste aanwijzing hiervoor is dat de chauffeurs hun werkperiode in de regel startten en eindigden in Nederland, dat een groot deel van de individuele ritten plaatsvond vanuit Nederland en dat (voor sommige chauffeurs) een groot deel van de ritten betrekking had op transport binnen Nederland. Uit wat de getuigen hebben verklaard blijkt niet dat een groot deel van de overige transporten vanuit Tsjechië (of enig ander land) plaatsvond, laat staan dat het geregeld voorkwam dat er ritten binnen Tsjechië (of enig ander land) werden uitgevoerd. De planning van de ritten werd gedaan door een nauwe samenwerking tussen Wemmers Tanktransport B.V (hierna: Wemmers) en Unitrans en dus zowel vanuit Nederland als Tsjechië. Het waren immers werknemers van Wemmers die vanuit Nederland de opdrachten koppelden aan vrachtwagens en de ritten van Unitrans. Verder wijst op Nederland als land van waaruit de arbeid gewoonlijk werd verricht dat gebruik werd gemaakt van vrachtwagens met veelal Nederlandse kentekens die duurzaam waren klaargemaakt om voor Wemmers te worden ingezet. Dat de vrachtwagens in de praktijk aan Wemmers toebehoorden, volgt ook uit het feit dat het onderhoud voor een groot deel bij Wemmers, althans in Nederland, plaatsvond. Op Tsjechië als gewoonlijk werkland wijst dat Unitrans in Tsjechië is gevestigd en dat de personele planning van de chauffeurs daadwerkelijk plaatsvond door medewerkers van Unitrans vanuit Tsjechië. Daaraan doet echter af dat de chauffeurs na het tekenen van het contract vrijwel niet meer op het kantoor van Unitrans in Tsjechië kwamen en dat formulieren en vrachtbrieven en dergelijke ingeleverd werden in Bleskensgraaf. De chauffeurs werkten bovendien alleen voor Wemmers en niet ook voor andere (niet in Nederland gevestigde) transportbedrijven laat staan dat zij ritten uitvoerden voor Unitrans zelf (vanuit Tsjechië). Daarbij is ook nog van belang dat er een nauwe band bestond tussen Unitrans en Wemmers omdat X van beide vennootschappen de bestuurder en grootaandeelhouder is. Unitrans heeft daarmee zelf ook een nauwe band met Nederland.
Toepasselijkheid van de cao
Naar het oordeel van de kantonrechter moet ook worden vastgesteld dat Unitrans een vestiging had in Nederland zoals bedoeld in artikel 2 van de cao. De bestuurder van Unitrans woont en werkt immers in Nederland en voldoende aannemelijk is geworden dat de administratie van Unitrans zich voor een deel in Nederland bevond. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat een deel van het administratieve werk gebeurde in Nederland en dat de chauffeurs de vestiging van Wemmers vrijelijk konden gebruiken om bijvoorbeeld te rusten en te douchen, althans dat daarin geen of nauwelijks verschil bestond met de eigen werknemers van Wemmers. Unitrans wordt daarom geacht in Nederland te zijn gevestigd zoals bedoeld in de cao. De in de cao opgenomen beperking dat deze alleen van toepassing is op bedrijven die in Nederland gevestigd zijn, moet bovendien niet al te strikt worden uitgelegd. Uit de tekst van de cao en in het bijzonder de artikelen 9a en 73 van de cao kan worden afgeleid dat bedoeld is om aan werknemers wier werkzaamheden nauw en duurzaam zijn verbonden met Nederland de rechten uit de cao toe te kennen. In dat licht moet worden vastgesteld dat met de uitsluiting van bedrijven die niet in Nederland zijn gevestigd, niet meer bedoeld zal zijn dan dat aan werknemers die voor een niet in Nederland gevestigd bedrijf werken niet de rechten uit de cao toekomen omdat hun werkzaamheden niet met Nederland zijn verbonden. Wanneer echter – zoals in dit geval – de chauffeurs hun werkzaamheden gewoonlijk verrichten vanuit Nederland en op die grond Nederlands recht van toepassing is, mede omdat een zusterbedrijf een vestiging in Nederland heeft die nauw verbonden is met de werkgever, dan is de werkgever al snel in Nederland gevestigd zoals bedoeld in artikel 2 van de cao. Niet valt namelijk in te zien waarom de cao-sluitende partijen een dergelijke rechtsverhouding van de werking van de cao zouden hebben willen uitsluiten. Zoals in de eerdere tussenvonnissen is overwogen kunnen Wemmers en Wemmers GmbH niet als werkgever worden aangemerkt. Het primaire standpunt van eisers is daarom verworpen en Wemmers en Wemmers GmbH kunnen niet in de hoedanigheid van werkgever worden aangesproken. Unitrans moet tegenover de chauffeurs de cao nakomen. De subsidiair gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.