Rechtspraak
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 4 augustus 2021
ECLI:NL:RBMNE:2021:3986
Feiten
Werknemer is op 1 juli 2018 in dienst getreden bij werkgever. Op de arbeidsovereenkomst is het Reglement Arbeidsvoorwaarden van toepassing verklaard. In dit reglement staat ten aanzien van vakantietoeslag dat deze in de maand mei wordt uitbetaald voor het gehele kalenderjaar. Treedt werknemer gedurende het kalenderjaar uit dienst, dan heeft hij slechts recht op een pro-ratadeel van de vakantietoeslag. Verrekening van het te veel betaalde vindt plaats bij uitdiensttreding. Ook voor vakantie- en snipperdagen bepaalt het reglement dat een werknemer die gedurende het kalenderjaar uit dienst treedt, slechts recht heeft op een pro-ratadeel daarvan. Verrekening hiervan vindt eveneens plaats bij uitdiensttreding. Op 28 juli 2020 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst per 1 september 2020 opgezegd. Werkgever heeft met de salarisuitbetaling van augustus 2020 de voor de maanden september tot en met december 2020 vooruitbetaalde, maar niet verschuldigde, vakantietoeslag verrekend. Werknemer heeft aan werkgever gevraagd waarom de door hem te veel ontvangen vakantietoeslag niet kon worden verrekend met zijn nog openstaande saldo aan vakantiedagen. Werkgever heeft aangegeven dat het saldo openstaande vakantiedagen bij de eindafrekening zal worden voldaan en dit is vervolgens op 24 september 2020 ook gebeurd. Werknemer stelt zich op het standpunt dat de nog openstaande vakantiedagen te laat zijn uitbetaald en maakt daarom aanspraak op wettelijke verhoging en wettelijke rente over de vergoeding voor het saldo aan vakantiedagen. De verrekening van de te veel ontvangen vakantietoeslag en de uitbetaling van het saldo openstaande vakantiedagen had volgens werknemer gelijktijdig bij de laatste salarisbetaling moeten plaatsvinden, maar in ieder geval uiterlijk voor de einddatum van de arbeidsovereenkomst, omdat in het reglement staat dat dit bij uitdiensttreding moet gebeuren.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat uit de bepalingen in het reglement niet blijkt dat de verrekening van de vakantietoeslag en de uitbetaling van de vakantiedagen op een precies moment moet plaatsvinden, maar dat de bepaling enkel regelt dat dit bij uitdiensttreding plaatsvindt. Hoewel aan het handelen van de werkgever betekenis toekomt bij de uitleg van de bepalingen, is in dit geval onvoldoende dat de verrekening van de te veel betaalde vakantietoeslag heeft plaatsgevonden op een ander moment dan de uitbetaling van de openstaande vakantiedagen. De woorden bij uitdiensttreding laten werkgever immers de ruimte om de openstaande vakantiedagen in een periode na de dag van uitdiensttreding uit te betalen. Ook acht de kantonrechter van belang hoe een en ander wettelijk is geregeld. Artikel 7:623 BW bepaalt dat verrekening van te veel betaald loon (waaronder vakantietoeslag) mag worden verrekend met de salarisbetaling. Voor wat betreft het uitbetalen van de vakantiedagen bepaalt artikel 7:641 BW dat werknemer bij uitdiensttreding recht heeft op de nog openstaande vakantiedagen. Het is verder niet ongebruikelijk dat na afloop van het dienstverband enige tijd nodig is voor het opmaken van de eindafrekening. Dat werkgever iets anders heeft willen regelen of dat werknemer daarvan zou mogen uitgaan is onvoldoende onderbouwd. Werkgever heeft het openstaande saldo aan vakantiedagen daarom niet te laat betaald. De vorderingen van werknemer worden afgewezen.