Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgever
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 24 augustus 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:9352
Werkgever is in kort geding bij verstek veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon, het vakantiegeld en de transitievergoeding.

Feiten 

Werkneemster is op 14 juli 2020 in dienst getreden bij werkgever in de functie van allround medewerker backoffice. In mei 2021 heeft werkneemster zich in overleg met de bedrijfsarts ziekgemeld. Werkneemster heeft in de maanden mei en juni 2021 geen salaris ontvangen. Ook is het vakantiegeld over het jaar 2020 niet uitbetaald. Bij e-mailbericht van 14 juni 2021 heeft werkgever het dienstverband van werkneemster per 15 juni 2021 opgezegd. Het salaris over 1 tot en met 14 juli 2021, alsmede de transitievergoeding is niet aan werkneemster uitbetaald. Werkneemster vordert werkgever te veroordelen het salaris over de maanden mei, juni en juli 2021, alsmede het vakantiegeld 2020 te voldoen. Daarnaast vordert werkneemster het vakantiegeld over de periode juni tot en met 15 juli 2021 en de transitievergoeding. Werkneemster stelt ter onderbouwing van haar vordering het volgende. Sinds mei 2021 heeft zij ten onrechte geen salaris meer ontvangen. Zij meent dat de reden waarom zij geen salaris heeft ontvangen is gelegen in de omstandigheid dat zij zich ziek heeft gemeld. 

Oordeel

Aangezien de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen is verstek verleend tegen werkgever. Voldoende is gebleken dat werkneemster een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorzieningen, mede gelet op de aard daarvan. Bij gebreke van verweer daartegen en op basis van de door werkneemster overgelegde stukken wordt uitgegaan van de juistheid van de stellingen van werkneemster. De vorderingen ten aanzien van het achterstallige loon zijn dan ook toewijsbaar. Ter zitting heeft werkneemster ten aanzien van deze vordering gesteld dat zij nog recht heeft op het vakantiegeld over de periode van juni tot en met 15 juli 2021. Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen. Werkneemster heeft gesteld dat nu werkgever haar contract niet heeft verlengd, zij recht heeft op een transitievergoeding. Op grond van artikel 7:673 lid 1 BW is de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. Het gevorderde bedrag komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor zodat dit wordt toegewezen met dien verstande dat de gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het gevorderde bedrag wordt afgewezen. De transitievergoeding is immers geen in geld vastgesteld loon in de zin van genoemd artikel 7:625 BW. De transitievergoeding van artikel 7:673 BW is een vergoeding die bedoeld is als compensatie voor het ontslag en om de overgang naar ander betaald werk te vergemakkelijken, geen loon; de wettelijke verhoging is slechts verschuldigd over het loon.