Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 22 september 2021
ECLI:NL:RBLIM:2021:7721
Feiten
Werknemer is op 1 juli 2002 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Fitesa Kerkrade B.V. (hierna: Fitesa). Partijen hebben ter zake van de door werknemer te volgen rijopleiding op 5 december 2018 een studieovereenkomst gesloten. Op 18 december 2018 is werknemer arbeidsongeschikt geraakt en op 15 december 2020 is de loondoorbetalingsverplichting van Fitesa geëindigd. Fitesa heeft daarop na verzochte en verleende toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 mei 2021. Fitesa heeft daarbij aan werknemer de transitievergoeding toegekend. Daarbij heeft zij echter een bedrag op de transitievergoeding ingehouden, zijnde de helft van de kosten die zij had gemaakt ten behoeve van de door werknemer gevolgde rijopleiding die hij in januari 2020 heeft afgerond. Werknemer verzoekt de kantonrechter Fitesa te veroordelen tot betaling van het ingehouden bedrag. Volgens Fitesa biedt de studieovereenkomst de mogelijkheid de studiekosten (althans de helft daarvan) te verrekenen met de transitievergoeding.
Oordeel
Allereerst merkt te kantonrechter op dat vaststaat dat de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2021 is geëindigd en dat partijen geen geschil hebben over de omvang van de transitievergoeding. Het geschil betreft slechts de vraag of werknemer (de helft van) de onderhavige studiekosten aan Fitesa verschuldigd was en of Fitesa daarom gerechtigd was die kosten op de transitievergoeding in mindering te brengen. Bepalend is de uitleg van de bepalingen in de studieovereenkomst, bezien in hun onderling verband, en die uitleg kan alleen ten gunste van werknemer uitvallen. Bovenal hebben partijen in de overeenkomst afgesproken dat de kosten van de opleiding voor rekening van Fitesa komen. Slechts indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door de werknemer, is een terugbetalingsregeling aan de orde, maar in casu is het Fitesa die de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, zodat van verrekening geen sprake kan zijn. De bepaling in de studieovereenkomst kan aldus in redelijkheid niet zo worden uitgelegd, nu die letterlijke uitleg niet te rijmen is met de klaarblijkelijke bedoeling van de overeenkomst. De enige redelijke uitleg kan dan ook zijn dat in de situatie van opzegging door werknemer waarbij toch een transitievergoeding verschuldigd is, de studiekosten verrekend mogen worden met de transitievergoeding. Gelet op bovenstaande overwegingen had Fitesa de studiekosten niet mogen verrekenen met de transitievergoeding. De verzochte hoofdsom wordt derhalve toegewezen.