Rechtspraak
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 20 februari 2020
ECLI:NL:RBOBR:2020:6959
Feiten
Werknemer vordert achterstallig salaris en wedertewerkstelling en voert verweer tegen het verzoek tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. Op enig moment verzoekt werknemer tot wraking van de rechter.
Oordeel
De rechtbank oordeelt dat de door verzoeker gestelde omstandigheden niet kunnen leiden tot een geslaagd wrakingsverzoek. Verzoeker heeft onder meer betoogd dat het geven van een voorlopig oordeel van de rechter nadat het wrakingsverzoek was gedaan, blijk geeft van vooringenomenheid. Daargelaten dat uit het proces-verbaal van de zitting niet blijkt dat de rechter na het doen van het wrakingsverzoek een voorlopig oordeel heeft gegeven, heeft de rechter in haar reactie aangegeven dat zij, na de schorsing voor overleg over een minnelijke regeling, wel nog een opmerking heeft gemaakt over de bereidheid van het bedrijf om vakantiegeld en vakantiedagen en de overwerkvergoeding uit te betalen, maar dat zij niet heeft gezegd dat verzoeker de billijke vergoeding wel kon vergeten. Het doen van uitlatingen door de rechter nadat ze is gewraakt staat weliswaar op gespannen voet met de aanbevolen handelwijze bij wrakingen, maar deze handelwijze kan – mede gelet op de in het proces verbaal weergegeven inhoud van de uitlatingen – niet tot het oordeel leiden dat de rechter vooringenomen is of dat zij de schijn daarvan heeft gewekt. De rechtbank wijst om de hiervoor uiteengezette redenen het wrakingsverzoek af.