Naar boven ↑

Rechtspraak

Hilton Foods Holland B.V./werknemer
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 21 oktober 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:9291
Ontbindingsverzoek op de b-grond (langdurige arbeidsongeschiktheid) van werknemer die tevens OR-lid was, toegewezen. Ontbinding hield geen verband met OR-lidmaatschap, dus geen sprake van opzegverbod.

Feiten

Werknemer is voor onbepaalde tijd in dienst als teamcoördinator bij Hilton Foods Holland B.V. (hierna: Hilton Foods), dat zich bezighoudt met de verwerking en verpakking van vlees voor Albert Heijn. Sinds 2012 is werknemer verkozen als lid van de ondernemingsraad (hierna: OR). Op 13 juli 2015 is werknemer gevallen tijdens zijn werkzaamheden. Hierbij heeft hij blijvend letsel aan zijn linkerhand en -arm opgelopen. Per 6 juni 2016 is werknemer volledig gere-integreerd in zijn functie, maar op 7 september 2017 is hij opnieuw uitgevallen. Op 27 februari 2018 heeft de bedrijfsarts werknemer plotseling arbeidsgeschikt geacht voor eigen werk, geadviseerd de werkzaamheden geleidelijk uit te breiden en de verzuimbegeleiding beëindigd. In maart 2018 is werknemer gedurende een week gedwongen opgenomen geweest op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis. De gang van zaken rondom zijn re-integratie heeft hierbij een rol gespeeld. Hilton Foods heeft werknemer, nadat hij een klacht had ingediend, een andere bedrijfsarts toegewezen. Volgens de bedrijfsarts komt werknemer in aanmerking voor werkzaamheden op therapeutische basis. Op advies van de bedrijfsarts hebben in de periode van juli tot september 2018 mediationgesprekken plaatsgevonden om werkgerelateerde problemen op te lossen en de arbeidsrelatie te verbeteren. Per 1 december 2018 heeft werknemer zijn werkzaamheden als teamcoördinator volledig hervat. Begin maart 2019 is werknemer opnieuw uitgevallen. Uit arbeidsdeskundig re-integratiesonderzoek blijkt dat werknemer niet geschikt is (te maken) voor zijn eigen werk en wordt een tweedespoortraject geadviseerd. Op 8 juli 2019 heeft werknemer een WIA-uitkering aangevraagd. Aan Hilton Foods is vervolgens een loonsanctie opgelegd, omdat zij niet voldoende inspanning voor re-integratie heeft verricht. Werknemer heeft bezwaar gemaakt tegen het tweedespoortraject en het UWV om een deskundigenoordeel gevraagd, maar dit heeft het UWV geweigerd. Werknemer is zich vervolgens blijven verzetten tegen de beëindiging van het eerstespoortraject. Per 3 september 2020 is aan werknemer een zogeheten IVA-uitkering toegekend, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 100%. Na een eerdere mislukte ontslagaanvraag heeft Hilton Foods opnieuw een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV. Bij besluit van 25 juni 2021 heeft het UWV geweigerd aan Hilton Foods toestemming te geven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst, omdat sprake is van een opzegverbod tijdens lidmaatschap van de OR. Hilton Foods verzoekt ontbinding op de b-grond (langdurige arbeidsongeschiktheid).

Oordeel

Vast staat dat werknemer meer dan twee jaar arbeidsongeschikt is. Ook staat vast dat de (verlengde) loondoorbetalingsverplichting van Hilton Foods per 3 september 2020 is geëindigd. Werknemer betwist dat op dit moment nog sprake is van ziekte en heeft aangevoerd dat zijn medische situatie is gewijzigd, althans opnieuw moet worden onderzocht. De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een periode van langdurige arbeidsongeschiktheid en re-integratie. Per 3 september 2020 is aan werknemer een IVA-uitkering toegekend. Een IVA-uitkering wordt niet toegekend als er een meer dan geringe kans op herstel is. In deze situatie ligt het op de weg van werknemer om met stukken te onderbouwen dat sprake is van een relevante verbetering in zijn belastbaarheid voor het verrichten van arbeid. Dat daarvan sprake is, kan niet op basis van de enkele stelling van werknemer worden aangenomen. Gelet hierop hoefde geen nader onderzoek plaats te vinden en wordt aangenomen dat werknemer ongeschikt is voor de bedongen arbeid. Verder is de kantonrechter van oordeel dat herplaatsing van werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is, vanwege de hand- en vingerklachten en het feit dat werknemer de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Er is dus sprake van een redelijke grond voor ontbinding. Ten slotte ligt de vraag voor of de ontbinding verband houdt met het OR-lidmaatschap. Werknemer heeft dit niet hard kunnen maken. Hij noemt concreet drie punten waaruit het gestelde verband met zijn OR-lidmaatschap zou blijken. Allereerst verwijst hij naar het stopzetten van het eerstespoortraject, enkele dagen na een arrest over de koudetoeslag binnen het bedrijf, wat Hilton Foods veel geld heeft gekost. Vast staat echter dat werknemer (als OR-lid) bij die rechtszaak zelf niet rechtstreeks betrokken is geweest. Tevens blijkt nergens uit dat Hilton Foods hem dit aanrekent. Het samenvallen berust volgens de kantonrechter op toeval. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat gezien de stand waarin de re-integratie zich op dat moment bevond, een focus op het tweedespoortraject en de opleiding van werknemer het meest voor de hand lag. Ten tweede stelt werknemer dat Hilton Foods wel afscheid van hem wil nemen, maar niet van andere ‘slapers’. Dit heeft Hilton Foods gemotiveerd weersproken. Ten slotte wijst werknemer op een brief van het bestuur van Hilton Foods over (beperking van) de herbenoeming van OR-leden, maar ook dit verweer gaat niet op, nu de beëindiging van het dienstverband van werknemer toen al in gang gezet was. De kantonrechter concludeert dat het ontbindingsverzoek van Hilton Foods duidelijk en alleen verband houdt met de arbeidsongeschiktheid van werknemer. Werknemer doet nog een beroep op ernstig verwijtbaar handelen van Hilton Foods, door onder meer te stellen dat Hilton Foods hem heeft belemmerd in zijn herstel en re-integratie. Hier gaat de kantonrechter niet in mee. De conclusie is dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding (de b-grond) en dat het verzoek van Hilton Foods zal worden toegewezen.