Rechtspraak
Feiten
X is in 2010 in dienst getreden bij de gemeente en was laatstelijk werkzaam als financial controller. Y is de echtgenote van X. De gemeente heeft naar aanleiding van de uitkomsten van een quick scan van de afdeling Internal Audit van de gemeente Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann) opdracht gegeven tot het verrichten van een feitenonderzoek met als doel om vast te stellen of sprake is van een integriteitsschending, wie hierbij betrokken is en wat de aard en omvang ervan is. Op 3 maart 2020 heeft Hoffmann een rapport uitgebracht. Hierin komt zij tot de conclusie dat X zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere integriteitsschendingen en dat de gemeente door actieve betrokkenheid van X een totaalbedrag van € 1.778.363,33 aan (hoogstwaarschijnlijk) valse facturen heeft betaald. Volgens Hoffmann heeft X een actieve rol gehad in het inkoop- en facturatieproces van deze 58 facturen, terwijl die werkzaamheden niet tot zijn functie als financial controller behoren en hij hiervoor geen mandaat had. Volgens Hoffmann is verder uit haar onderzoek gebleken dat X doelbewust het inkoop- en facturatieproces heeft versneld door op de facturen boekingsaanwijzingsnummers te schrijven en meerdere keren (vanwege “spoed”) druk heeft uitgeoefend op collega’s om facturen in te boeken en goed te keuren. Hoffmann heeft verder geconstateerd dat meerdere van de betrokken bedrijven kort voor de eerste factuurdatum zijn opgericht en dat in een aantal gevallen de eerste factuurdatum zelfs was gelegen vóór de datum van oprichting. Daarnaast heeft Hoffmann op basis van informatie uit het handelsregister, de facturen en het kadaster vastgesteld dat de twaalf betrokken bedrijven aan elkaar gelinkt zijn, omdat namen van bestuurders, adresgegevens, e-mailadressen en/of telefoonnummers overeenkomen. Een aantal bedrijven staat bovendien in het handelsregister ingeschreven of heeft ingeschreven gestaan op een adres, welk pand is gelegen naast een aan X (en Y ) in eigendom toebehorend pand. De gemeente heeft X op 4 maart 2020 op staande voet ontslagen. X heeft zijn ontslag aangevochten bij de kantonrechter, maar de kantonrechter heeft het ontslag op staande voet in stand gehouden. In deze procedure vordert de gemeente onder meer dat de rechtbank X hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de schade.
Oordeel
Onderzoek
De rechtbank volgt X niet in zijn betoog dat aan het onderzoek van Hoffmann gebreken kleven en dat de bevindingen van het rapport van Hoffmann (geheel of gedeeltelijk) buiten beschouwing moeten worden gelaten. De rechtbank overweegt verder dat niet is gebleken van een onrechtmatige schending van de privacy van X door Hoffmann.
Aansprakelijkheid
De gemeente stelt dat sprake is van fraude waarvoor X jegens haar aansprakelijk is omdat (1) sprake is van valse facturen, dat wil zeggen facturen waarvoor geen prestaties zijn geleverd, én (2) dat X als financial controller zijn kennis van en toegang tot systemen en werkprocessen heeft misbruikt en er aldus voor heeft gezorgd dat de gemeente die valse facturen betaalde. De rechtbank concludeert dat beide elementen voldoende zijn komen vast te staan en dat X onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gemeente. Uit alle feiten en omstandigheden volgt al met al dat de gemeente voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van 57 facturen (ter hoogte van een totaalbedrag van € 1.774.829,08) waarvoor geen werkzaamheden zijn verricht. X heeft daar onvoldoende tegen ingebracht. Hij heeft volstaan met algemene of vage stellingnames, die zich zonder verklaringen niet laten rijmen met de procestukken en vaststaande feiten. De rechtbank gaat er dan ook van uit de in geding zijnde 57 facturen vals zijn en dat daartegenover geen prestaties zijn verricht.
Schade
De schade die de gemeente als gevolg van het onrechtmatig handelen van X heeft geleden, bestaat uit de bedragen die zij aan de twaalf betrokken bedrijven heeft betaald op grond van de in geding zijnde facturen (met uitzondering van de factuur van BV II van 11 april 2016). X betwist dit ook niet. Dit betekent dat een bedrag van € 1.774.829,08 toewijsbaar is. De rechtbank is daarom van oordeel dat X is gehouden om de kosten van Hoffmann te vergoeden voor zover deze een redelijke omvang hebben. Omdat de gemeente geen factuur van de gevorderde kosten in het geding heeft gebracht en ook geen specificatie van de werkzaamheden van Hoffmann, heeft de rechtbank geen aanknopingspunten om de redelijkheid van de opgevoerde kosten te beoordelen. Omdat gelet op de omvang en reikwijdte van het onderzoek wel aannemelijk is dat die kosten aanzienlijk waren, zal de rechtbank deze kosten in redelijkheid begroten op een bedrag van € 25.059,04 (de helft van het gevorderde bedrag).