Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Den Haag (Locatie Leiden), 19 februari 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:3717
Ex-werkneemster vordert achterstallig loon. Gemaakte overuren, jaarlijkse bonus en deel verblijfkostenvergoeding zijn onderdeel van het loon.

Feiten

Werkneemster is in 2011 in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van chauffeur. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is op 16 oktober 2018 beëindigd. Werkneemster vordert van werkgeefster aan haar te betalen haar achterstallige salaris – inhoudende de door werkneemster gemaakte overuren, de jaarlijks terugkerende bonus en een gedeelte van de verblijfkostenvergoeding – over de periode van 26 februari 2014 tot 1 oktober 2018, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.

Oordeel

De kantonrechter heeft in het vonnis van 13 november 2019 geoordeeld dat de overwerkvergoeding, de bonus en de verblijfkostenvergoeding tot het vakantieloon behoren. Daarna heeft de kantonrechter werkgeefster de gelegenheid gegeven een inzichtelijke berekening met betrekking tot het achterstallige loon te maken. De kantonrechter overweegt dat werkgeefster bij het overzicht verwijst naar urenstaten. De kantonrechter had werkgeefster verzocht een berekening aan de hand van verificatoire bescheiden, zoals loonstroken 2014-2018, te maken. De kantonrechter is hierdoor niet in staat gesteld om op controleerbare wijze na te gaan of de door werkgeefster opgestelde berekening juist is. Dit betekent dat de kantonrechter de door werkgeefster gemaakte berekening buiten beschouwing laat. Gelet hierop zal de kantonrechter de door werkneemster opgestelde berekening tot uitgangspunt nemen. De kantonrechter acht de door werkneemster gehanteerde berekeningswijze een deugdelijke manier om de loonaanspraak vast te stellen. Daarbij heeft de kantonrechter aansluiting gevonden bij de wijze van het berekenen van de waarde van vakantiedagen zoals opgenomen in de Cao Beroepsgoederenvervoer 2017-2019. Uitgangspunt is daarbij een gemiddeld bedrag aan toeslagen en overuren. Ook wordt het loon berekend over bovenwettelijke vakantiedagen. Het bedrag dat de werkneemster in haar berekeningen aangeeft als achterstallig loon is daarmee toewijsbaar. Gelet op de omstandigheden van het geval zal de kantonrechter de wettelijke verhoging matigen tot 10%, hetgeen billijk voorkomt. Ook de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot het wettelijk tarief dat hoort bij het aan de hoofdsom toegewezen bedrag.