Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 14 december 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:11419
Feiten
Werknemer is vanaf 1973 tot aan zijn pensioendatum van 16 augustus 2019 in dienst geweest bij (de rechtsvoorganger van) Feenstra. Op de arbeidsovereenkomst was de cao voor het Bakkersbedrijf van toepassing. Deze cao kent een bijzondere regeling voor oudere werknemers onder de naam ‘vitaliteitsregeling’ waarvan werknemer vanaf november 2016 gebruik heeft gemaakt. In 2017 is de arbeidsverhouding verstoord geraakt door onenigheid over de reiskostenvergoeding, het aantal gewerkte uren en/of het verlofsaldo. Op 26 september 2017 heeft werknemer zich ziek gemeld. Tot zijn pensioendatum heeft werknemer niet meer voor Feenstra gewerkt. Feenstra heeft tot de pensioendatum het salaris doorbetaald en bij de eindafrekening, met de loonstrook over augustus 2019, de vakantietoeslag uitbetaald. Op die loonstrook staat een tegoed van 228 uur seniorenverlof. Die uren zijn niet uitbetaald. In reactie op verzoeken van werknemer om de openstaande verlofuren alsnog uit te betalen, heeft Feenstra op 27 november 2019 geantwoord dat zij genoeg heeft bijgedragen en zo nodig kan bewijzen dat werknemer te weinig uren heeft gewerkt. Werknemer vordert alsnog uitbetaling. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen. Feenstra komt op tegen dat vonnis.
Oordeel
Het hof oordeelt dat werknemer in beginsel recht heeft op uitbetaling van 228 verlofuren. Feenstra beroept zich op verrekening met te veel betaald salaris, maar gesteld noch gebleken is dat werknemer meer loon per maand ontvangen heeft dan is overeengekomen. Er is dan ook geen sprake van onverschuldigd betaald loon, dat verrekend mag worden met de openstaande vordering van werknemer. Wat Feenstra stelt, is dat werknemer niet het overeengekomen aantal uren werkte. Zelfs als dat juist is, betekent dat niet dat Feenstra onverschuldigd het periodiek verschuldigde salaris heeft betaald. Als een werknemer zonder instemming van de werkgever niet het overeengekomen aantal uren werkt, kan sprake zijn van een al dan niet toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van een werknemer. Mogelijk rechtvaardigt dit een sanctie, maar dat levert niet zonder meer een aan de werkgever toekomend recht op tot terugvordering van salaris. Feenstra heeft niet onderbouwd dat, àls al zou komen vast te staan dat werknemer minder uren heeft gewerkt dan is overeengekomen, zij een opeisbare tegenvordering heeft die zij kan verrekenen met de op zichzelf toewijsbare vordering van werknemer.