Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 7 december 2021
ECLI:NL:GHARL:2021:11435
Feiten
Werknemer heeft van 1 december 2015 tot en met 4 april 2016 als uitzendkracht gewerkt bij Pon Logistics B.V. (hierna: Pon). Op 4 april 2016 is hem in de uitoefening van zijn werkzaamheden een ongeval overkomen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Pon voor de gevolgen van het ongeval aansprakelijk is. Tegen deze uitspraak komt Pon op in hoger beroep.
Oordeel
Het hof is van oordeel dat het ongeval heeft plaatsgevonden in de uitoefening van de werkzaamheden. De centrale vraag is of Pon aan haar zorgplicht heeft voldaan. Vast staat dat werknemer werkte in het magazijn waar hij bakken met goederen op een pallettruck laadde en deze naar een dock reed waar de goederen in de vrachtwagen werden geplaatst. De betreffende pallettruck heeft een open achterkant, een dichte rechterzijkant en voorkant, twee lepels om de lading te vervoeren en een rijschakelaar. Bij de linkervoet zit een zogenoemde dodemansknop die moet worden ingedrukt tijdens het rijden en moet worden losgelaten wanneer de pallettruck (acuut) tot stilstand moet worden gebracht. Tijdens een eerdere dienstbetrekking bij PostNL heeft werknemer een interne opleiding gevolgd tot het bedienen van een (kleinere) pallettruck. De arbeidsinspectie heeft Pon een boete opgelegd vanwege overtredingen die na het ongeval zijn vastgesteld, onder meer diverse beschadigingen en laksporen op de pallettruck en aanrijdbeveiliging. Werknemer heeft in het verlengde daarvan onbetwist aangevoerd dat het vaker voorkomt dat er met de pallettruck tegen de aanrijdbeveiliging wordt gereden. Er werd de dag van het ongeval voor het eerst met een nieuw systeem gewerkt waardoor er minder ruimte beschikbaar was, de bakken dichter op elkaar stonden en het was drukker dan normaal.
Toedracht van het ongeval
Partijen zijn het niet eens over de precieze toedracht van het ongeval. Volgens werknemer heeft hij al rijdend de H-balk over het hoofd gezien en kwam die balk “opeens op hem af”, waardoor hij in paniek buiten de pallettruck is geraakt en is bekneld. Volgens Pon is deze gang van zaken onmogelijk en heeft werknemer achterwaarts gereden met zijn rechtervoet buiten boord. Pon stelt dat geen sprake is van schending van de zorgplicht, aangezien werknemer goed is opgeleid voor de werkzaamheden, waarbij alles telkens is doorgesproken en in de praktijk is getest. Verder wordt dagelijks de instructie gegeven om de voeten binnen boord te houden. Het enige onderdeel van de opleiding/instructie dat werknemer niet heeft gehad – in verband met een wachtlijst – was een afsluitende training bestaande uit een anderhalf uur durende test. Omdat werknemer al een certificaat had, was die training voor hem echter niet noodzakelijk, hij kon immers al rijden. Volgens werknemer heeft hij echter nooit enige uitleg of instructie gekregen en is hij nimmer beoordeeld of begeleid. Er werd wel eens gezegd dat de voeten binnen boord moesten worden gehouden maar niet dagelijks. Specifieke instructies of training voor een calamiteit zoals een dreigende aanrijding zijn niet gegeven, ook niet de instructie om je in dat geval schrap te zetten en lijf en ledematen binnenboord te houden.
Voldaan aan zorgplicht?
Het hof is van oordeel dat, gelet op de feitelijke situatie op de werkvloer waar bakken staan en andere trucks rijden, een gerede kans bestond dat een pallettruck in botsing zou komen met bijvoorbeeld een op de werkvloer aanwezig voorwerp (zoals de H-balk). Dit was in het bijzonder voorzienbaar omdat Pon wist dat het, ondanks regelmatig waarschuwen, regelmatig voorkwam dat bestuurders hun voet niet in de pallettruck hielden. Vast staat ook dat – gelet op de sporen op de pallettruck en aanrijdbeveiliging – er regelmatig tegen de aanrijdbeveiliging werd gebotst. Dat de H-balken er altijd al staan en stilstaan, maakt dit niet anders. Zelfs wanneer wordt uitgegaan van de door Pon geschetste situatie en de gestelde gegeven instructies en genomen maatregelen, oordeelt het hof alsnog dat Pon niet zodanige maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft gegeven als redelijkerwijs van haar verwacht mocht worden. Het hof stelt hiertoe allereerst vast dat er pallettrucks op de markt zijn met een dichte achterkant. Een pallettruck waarvan de achterkant dicht is, beschermt het lichaam van bestuurders aan de achterzijde. Van Pon had verlangd mogen worden dat zij had verduidelijkt waarom het gebruik van deze pallettrucks met dichte achterkant en met open zijkanten waar eenvoudig in en uit kan worden gestapt en die het lichaam aan de achterzijde (de rijrichting) beschermen, redelijkerwijs van haar niet kan worden verlangd, dan wel wat de afwegingen zijn geweest om niet voor dit type pallettruck te kiezen. Dat heeft Pon niet gedaan. In zoverre is het hof dan ook van oordeel dat Pon een redelijke, van haar te vergen maatregel die het letsel had kunnen voorkomen, niet heeft getroffen. Daarnaast heeft Pon ook niet voldoende en adequate instructies gegeven. Niet is namelijk gebleken dat in de opleiding van Pon voldoende is stilgestaan bij calamiteiten en de mogelijke schrikreactie als gevolg. De enkele mondelinge instructie je schrap te zetten en ledematen binnenboord te houden, speelt naar het oordeel van het hof echter onvoldoende in op het gegeven dat wanneer zich een calamiteit zoals een dreigende botsing voordoet, er niet altijd rationeel, overeenkomstig de gegeven instructie, wordt gehandeld. Uit het voorgaande volgt dat Pon aansprakelijk is voor de gevolgen van het werknemer overkomen ongeval omdat Pon onvoldoende heeft aangevoerd voor de door haar gestelde conclusie dat zij voldoende maatregelen heeft getroffen en instructies heeft gegeven die redelijkerwijs van haar mochten worden verlangd om het ongeval te voorkomen. Omdat de toedracht van het ongeval voor dit oordeel niet van belang is – in beide scenario’s luidt het oordeel dat Pon aansprakelijk – en ook overigens geen feiten zijn gesteld door Pon die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, gaat het hof voorbij aan het bewijsaanbod van Pon.