Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkneemster/FSB Beveiliging B.V.
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Alkmaar), 30 november 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:11226
Werkneemster heeft geen recht op billijke vergoeding. Sprake was van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die van rechtswege is geƫindigd. Werkneemster beroept zich op een valse overeenkomst.

Feiten

Werkneemster heeft in loondienst gewerkt bij FSB Beveiliging B.V. (hierna: FSB), in de functie van beveiliger. Werknemer heeft tot medio juli 2021 werkzaamheden voor FSB verricht en salaris ontvangen. Eind juli 2021 heeft FSB een eindafrekening gemaakt. Werkneemster heeft in een brief van 4 augustus 2021 aan FSB geschreven dat voor zover zij per 9 juli 2021 op staande voet is ontslagen, de nietigheid van dat ontslag wordt ingeroepen. In reactie daarop schrijft FSB in een e-mail van 6 augustus 2021 dat werkneemster niet op staande voet is ontslagen, maar dat FSB haar arbeidscontract voor zes maanden niet heeft verlengd. Werkneemster is per 1 september 2021 in dienst getreden bij een nieuwe werkgever. Werkneemster verzoekt de kantonrechter FSB te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding.

Oordeel

De kantonrechter stelt vast dat werkneemster, die eerder al in dienst was geweest bij FSB, met ingang van januari 2021 opnieuw werkzaamheden voor FSB is gaan verrichten. Dit is in lijn met datgene waarop FSB zich beroept. FSB stelt namelijk dat werkneemster met ingang van 13 januari 2021 in dienst is getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden, die op 12 juli 2021 van rechtswege is geëindigd. Het bestaan van die overeenkomst wordt door werkneemster ook niet betwist, zodat deze als vaststaand wordt aangenomen. Werkneemster stelt echter dat tijdens de looptijd van dit contract een nieuwe arbeidsovereenkomst is gesloten voor de duur van een jaar, met ingangsdatum 20 april 2021. FSB betwist niet dat zij dit contract heeft opgesteld, maar wel dat daarover overeenstemming is bereikt. Het is in de onderhandeling gesneuveld, aldus FSB. De kantonrechter overweegt dat de stelplicht en bewijslast bij FSB ligt voor haar stelling dat werkneemster de laatste pagina van het conceptcontract heeft vervangen voor een ondertekend exemplaar uit de eerdere arbeidsovereenkomst. Met de WhatsApp-berichten die FSB heeft overgelegd, heeft FSB de gestelde valsheid van de overeenkomst voldoende gemotiveerd onderbouwd. Werkneemster schrijft daarin dat het 32-uurscontract voor onbepaalde tijd er niet is gekomen, dat FSB zou regelen dat werkneemster de hele maand augustus afwezig zou zijn en het weekeind niet hoefde te werken, omdat zij anders naar een ander bedrijf zou gaan, en dat FSB dit heeft teruggedraaid, en dat werkneemster nu ineens wordt ‘ontslagen’ omdat haar houding FSB niet aanstaat. In reactie daarop schrijft FSB dat zij bereid was om een contract voor 32 uur te geven, maar niet onder de door werkneemster geëiste onredelijke voorwaarden, dat werkneemster steeds weg wil en dan weer terugkomt, dat het niet heel gek is dat FSB nu haar contract niet verlengt en dat werkneemster niet is ontslagen. Werkneemster is niet ter zitting verschenen om hier een en ander tegen in te brengen. Gelet op het voorgaande is niet vast komen te staan dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 20 april 2021 tot stand is gekomen, en moet het ervoor worden gehouden dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 12 juli 2021 van rechtswege is geëindigd. Daarmee is de grondslag van het verzoek van werkneemster niet komen vast te staan, zodat dit moet worden afgewezen.