Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 8 december 2021
ECLI:NL:RBNHO:2021:11785
Feiten
Werkneemster is op 1 april 2011 bij MSD in dienst getreden. Werkneemster ontving naast haar salaris een vaste (onbelaste) onkostenvergoeding en zij kwam in aanmerking voor deelneming in het Sales Incentive Plan (SIP). In de van toepassing zijnde cao staat dat werknemers tijdens arbeidsongeschiktheid gedurende de eerste 26 weken recht hebben op 100% van het maandinkomen en de 78 weken daarna op 80%. Het maandinkomen is gespecificeerd als het maandsalaris vermeerderd met de eventuele ploegentoeslag. Werkneemster is op 19 april 2018 ziek uitgevallen. MSD heeft de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2020 opgezegd met toestemming van het UWV en een eindafrekening toegestuurd. Werkneemster heeft – onderbouwd met een brief van een belasting- en salarisadviseur – kenbaar gemaakt dat zij recht heeft op een nabetaling. Werkneemster vordert betaling daarvan.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat werkneemster tijdens ziekte geen aanspraak maakte op de SIP-bonus en onkostenvergoeding. Op grond van de wet heeft een werknemer recht op loondoorbetaling van 70% van het (maximumdag)loon, in het tweede jaar tot maximaal 70% van het minimumloon. Deze bepaling komt er dus op neer dat wie meer verdient dan het maximumdagloon, bij ziekte slechts recht heeft op 70% van het maximumdagloon en niet op het meerdere. Uit de door MSD opgestelde tabel volgt dat (1) het maandsalaris inclusief vakantiegeld van werkneemster hoger is dan het maximumdagloon, en (2) dat de loonbetaling van MSD tijdens ziekte steeds hoger was dan 70% van het maximumdagloon. Het gevolg hiervan is dat de loondoorbetaling tijdens ziekte niet in strijd is geweest met (het minimum van) artikel 7:629 BW en dat werkneemster op grond van artikel 7:629 BW geen aanspraak kan maken op meer dan het wettelijk minimum. In de cao is in positieve zin afgeweken van het wettelijk minimum van artikel 7:629 BW. Partijen discussiëren over wat moet worden verstaan onder ‘maandinkomen’ in de cao. Werkneemster merkt terecht op dat in de cao-definities niet staat dat de SIP-bonus en de onkostenvergoeding niet onder het begrip ‘maandinkomen’ moeten worden begrepen. Dat leidt echter niet tot de conclusie dat deze bestanddelen wél onder het begrip moeten worden begrepen. In de cao-definities noch in de overige tekst van de cao zijn hiervoor aanknopingspunten te vinden. Het standpunt van werkneemster dat zij op grond van goed werkgeverschap aanspraak heeft op doorbetaling van de SIP-bonus en de onkostenvergoeding, wordt verworpen. Dat werkneemster zich altijd ten volle heeft ingezet, goed is beoordeeld en steeds een hoge afzet heeft gegenereerd vóór haar ziekte, rechtvaardigt niet de conclusie dat MSD in strijd met het goed werkgeverschap heeft gehandeld door werkneemster tijdens ziekte niet méér te betalen dan waartoe MSD op grond van de wet en cao verplicht is. De vorderingen worden afgewezen.