Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/ Academisch Ziekenhuis Groningen, h.o.d.n. Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG)
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 4 januari 2022
ECLI:NL:RBNNE:2022:5
MD/PhD-promovendi hebben geen arbeidsovereenkomst. Het is niet de bedoeling geweest om werkneemster productieve arbeid te laten leveren aan en in dienst van het UMCG. De beurs kan bovendien niet worden aangemerkt als loon.

Feiten

Het Universitair Medisch Centrum Groningen is een ziekenhuis in de stad Groningen. Het UMCG onderscheidt vier typen promovendi. Het UMCG biedt verder in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) de bachelor- en masteropleiding geneeskunde aan. Daarnaast biedt het UMCG de mogelijkheid tot het uitvoeren van promotieonderzoek, dat binnen het UMCG plaatsvindt onder de Graduate School of Medical Sciences (GSMS). Het MD/PhD-traject is een programma waarbij de opleiding tot arts gecombineerd kan worden met een promotieonderzoek. Werkneemster heeft zich aangemeld voor het MD/PhD-traject en is toegelaten. In de periode oktober 2016 tot oktober 2018 heeft werkneemster een overeenkomst met het UMCG gesloten om deel te nemen aan het MD/PhD-traject. Op 21 januari 2019 heeft werkneemster een brief gestuurd aan het UMCG waarin zij de aandacht vraagt voor de ongelijke positie tussen MD/PhD-promovendi en werknemerpromovendi. Werkneemster verzocht om de huidige MD/PhD-promovendicontracten met terugwerkende kracht om te zetten naar werknemerscontracten. Werkneemster vordert een verklaring voor recht dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en betaling van loon.

Oordeel

De verschillen tussen de positie van een studentpromovendus en een werknemerpromovendus lijken niet bijzonder groot te zijn, maar zijn er wel degelijk. In het oog springende en belangrijke verschillen zijn aanwezig bij de keuze voor het promotieonderwerp en de promotor(es), bij het geven van onderwijs, bij de intellectuele rechten op het eindresultaat en bij de (verplichting betreffende) aanwezigheid. De kantonrechter verwijst verder naar de vaststaande feiten en met name de overeenkomsten. Die verschillen pleiten voor het afwezig zijn van een arbeidsovereenkomst tussen de studentpromovendus en het UMCG. Werkneemster heeft bij het onderbouwen van haar standpunt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst nagenoeg alleen maar gekeken naar de vergelijking studentpromovendus en werknemerpromovendus. Zij heeft bijna voortdurend gehamerd op haar stelling dat de werknemerpromovendus een arbeidsovereenkomst heeft en dat de studentpromovendus hetzelfde doet en daarom ook recht heeft op een arbeidsovereenkomst. Het was beter geweest de relatie van de studentpromovendus met het UMCG met door werkneemster aangevoerde feiten en omstandigheden rechtstreeks langs de meetlat van artikel 7:610 BW te leggen en de vergelijking met de werknemerpromovendus hooguit ondersteunend op te nemen. De vorderingen dienen derhalve alleen al op een ontoereikende nakoming van haar stelplicht te worden afgewezen. Wanneer de kantonrechter de rechten en plichten van werkneemster enerzijds en die van het UMCG anderzijds in ogenschouw neemt, dan leiden die echter ook niet tot de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst. Werkneemster heeft niet de bedoeling gehad een samenstel van rechten en plichten in het leven te roepen om werkneemster productieve arbeid te laten leveren aan en in dienst van het UMCG. Het doel van de overeenkomst is het persoonlijk voordeel te behalen door werkneemster. Werkneemster ontvangt verder een beurs, hetgeen niet kan worden aangemerkt als “loon” in de zin van de wet. Er is verder een vorm van gezag maar die is inherent aan de onderwijssituatie. De vorderingen worden afgewezen.