Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 17 december 2021
ECLI:NL:RBROT:2021:13048
Feiten
Werknemer is op 8 augustus 2017 bij Coolblue B.V. in dienst getreden. In de arbeidsovereenkomst is het volgende opgenomen: “ARTIKEL 5. WAT WE AFSPREKEN (…) …OVER PORTRETRECHT 8. Jij bent ons gezicht. Daarom gebruiken we graag beeldmateriaal met jouw portret erop. Dat zetten we op onze website en op YouTube, in folders, boekjes, jaarverslagen en al onze andere uitingen. Dat vind jij leuk en je moeder ook. vanzelfsprekend doe je afstand van het portretrecht, ook voor de periode na je dienstverband. Dan hebben we gelukkig de foto’s nog…”. Op 7 augustus 2020 is werknemer door Coolblue op staande voet ontslagen. Werknemer heeft Coolblue per e-mail d.d. 20 november 2020 bericht dat hij meent dat er inbreuk wordt gemaakt op zijn portretrecht. Daarbij heeft hij verzocht om zijn portret op bij Coolblue in gebruik zijnde bestelbussen te verwijderen alsook om een promotievideo met beeldmateriaal van werknemer offline te halen. Tevens heeft werknemer verzocht om aan hem een schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 25.000. Bij beschikking d.d. 22 december 2020 heeft de rechtbank Rotterdam geoordeeld dat het op 7 augustus 2020 gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Werknemer heeft gevorderd voor recht te verklaren dat Coolblue een inbreuk heeft gemaakt op zijn portretrechten, voor recht te verklaren dat Coolblue aansprakelijk is voor de door werknemer geleden schade en Coolblue te veroordelen om aan werknemer te voldoen een bedrag van € 25.000.
Oordeel
De kantonrechter is van oordeel dat werknemer zowel impliciet als expliciet kan worden geacht zijn toestemming voor de (wijze van) publicatie van zijn portret in de reclame-uitingen van Coolblue te hebben gegeven. De instemming van werknemer met de publicatie van zijn portret kan in de eerste plaats worden afgeleid uit de omstandigheid dat hij de arbeidsovereenkomsten, waarvan artikel 5.8 onderdeel uitmaakt, op 22 juni 2017 respectievelijk 13 februari 2018 heeft ondertekend en dat artikel 5.8 ook na het verstrijken van de looptijd van de tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd deel is blijven uitmaken van de tussen partijen geldende arbeidsvoorwaarden. Naast de expliciete instemming van werknemer met de publicatie van zijn portret kan deze ook impliciet worden afgeleid uit diverse gedragingen van werknemer. In dat kader wordt erop gewezen dat werknemer zelf heeft erkend dat hij begin 2019 zijn toestemming heeft gegeven voor het maken van foto’s en het figureren in een promotievideo. Vast staat ook dat werknemer zijn medewerking hieraan heeft verleend. Van belang is daarbij dat Coolblue er in dit verband op gewezen heeft dat het voor werknemer voorafgaande aan de fotoshoot en filmopnames volstrekt duidelijk was wat het doel daarvan was en op welke wijze het beeldmateriaal met daarop het portret van werknemer zou worden gebruikt. In dit verband is voorts nog van belang dat gesteld noch gebleken is dat het portret van werknemer door Coolblue opnieuw en in andere reclame-uitingen is gebruikt dan (eenmalig) op de door haar genoemde 36 bestelbussen en in de promotievideo. Het door werknemer gedane beroep op de AVG treft eveneens geen doel. Coolblue heeft een commercieel belang om voor de door haar aangeboden producten en diensten reclame te maken, een belang dat valt onder de bescherming van artikel 10 EVRM. Bovendien heeft Coolblue onweersproken gesteld dat – indien zij niet langer gebruik zou mogen maken van de foto van werknemer – de kosten onredelijk hoog en de impact op haar bedrijfsvoering enorm zouden zijn. Voorts staat als onweersproken vast dat Coolblue aan de belangen van werknemer tegemoet is gekomen doordat het portret van werknemer op de bestelbussen zal worden uitgefaseerd, het portret niet in andere of nieuwe uitlatingen zal worden gebruikt en de promotievideo op YouTube inmiddels is verwijderd. Met al dit voorgaande heeft Coolblue naar het oordeel van de kantonrechter een voldoende gerechtvaardigd belang aan de orde gesteld.