Naar boven ↑

Rechtspraak

bewindvoerders/Paragon Customer Communications Netherlands B.V.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 6 januari 2022
ECLI:NL:RBAMS:2022:1
Het sluiten van een vaststellingsovereenkomst kan worden gekwalificeerd als vervreemding van goederen die onder het bewind vallen en is derhalve ongeldig indien de medewerking van de bewindvoerder ontbreekt.

Feiten

Werknemer is op 4 augustus 2014 in dienst getreden bij Paragon en laatstelijk werkzaam geweest in de functie van medewerker Operations Flex voor 20 uur per week tegen een brutoloon van € 846,45 per maand (exclusief toeslagen en een reiskostenvergoeding van € 125,37). Bij beschikking van 5 november 2019 heeft de kantonrechter van deze rechtbank de goederen die (zullen) toebehoren aan werknemer onder bewind gesteld wegens zijn lichamelijke/geestelijke toestand. Er zijn twee bewindvoerders benoemd. Werknemer en Paragon hebben op 21 januari 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat de arbeidsovereenkomst van werknemer met ingang van 1 mei 2021 met wederzijds goedvinden zal eindigen. Paragon was bekend met het bewind. Bij de vaststellingsovereenkomst is een beëindigingsvergoeding afgesproken die aan werknemer is betaald. Op 12 april 2021 heeft mr. J. Overes namens werknemer en de bewindvoerder de vaststellingsovereenkomst ongeldig verklaard, omdat werknemer deze zonder instemming van de bewindvoerder heeft gesloten. Op 14 april 2021 heeft mr. V. Breedveld namens Paragon bericht dat zij van mening was dat de vaststellingsovereenkomst wel geldig was. Werknemer is ziek uit dienst gegaan. Hij ontvangt uit dien hoofde nog steeds maandelijks 70% van het loon van de verzekeraar van Paragon. De bewindvoerder vordert te verklaren voor recht dat de vaststellingsovereenkomst ongeldig is, Paragon te veroordelen tot betaling van het loon over de periode vanaf 1 mei 2021 tot het rechtsgeldige einde van het dienstverband en werknemer toe te laten tot het werk.

Oordeel

De goederen die (zullen) toebehoren aan werknemer zijn onder bewind gesteld. Artikel 3:1 BW bepaalt dat goederen alle zaken en alle vermogensrechten zijn. In artikel 3:6 BW staat dat vermogensrechten rechten zijn die overdraagbaar zijn, of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel. Een arbeidsovereenkomst is geen goed en valt niet onder het bewind, zoals Paragon terecht aanvoert. Wel zijn de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten van werknemer aan te merken als goederen die onder bewind staan. Deze rechten, met name bestaande uit aanspraak op loonbetaling, beogen de rechthebbende immers materieel voordeel te verschaffen. Artikel 1:438 lid 2 BW bepaalt dat tijdens het bewind de rechthebbende slechts met medewerking van de bewindvoerder of, indien deze weigerachtig is, met machtiging van de kantonrechter over de onder het bewind staande goederen kan beschikken. Dat brengt in dit geval mee dat werknemer niet zonder medewerking van de bewindvoerder afstand kan doen van zijn rechten die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien. De vraag is of werknemer dat door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst heeft gedaan. In de vaststellingsovereenkomst hebben Paragon en werknemer afgesproken dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen. Het feitelijke gevolg daarvan is dat er een einde is gekomen aan de rechten van werknemer uit de arbeidsovereenkomst. Dit moet worden gekwalificeerd als de vervreemding van goederen die onder het bewind vallen, waarvoor de medewerking van de bewindvoerder nodig is.

Uit artikel 1:439 lid 1 BW vloeit voort dat een rechtshandeling ongeldig is indien deze ondanks het bewind werd verricht door de rechthebbende. Dit betekent dat de afspraak in de vaststellingsovereenkomst dat de arbeidsovereenkomst tussen Paragon en werknemer zou eindigen, ongeldig is omdat de medewerking van de bewindvoerder ontbrak. Al het voorgaande brengt mee dat de door de bewindvoerder gevorderde verklaring voor recht in zoverre toewijsbaar is dat de afspraak in de vaststellingsovereenkomst, dat de arbeidsovereenkomst van werknemer met ingang van 1 mei 2021 is geëindigd, ongeldig is. Het is de kantonrechter nog niet duidelijk of dit betekent dat de loonvordering van de bewindvoerder ook kan worden toegewezen en zo ja, tot welk bedrag. Vast staat immers dat werknemer een beëindigingsvergoeding heeft ontvangen en na 1 mei 2021 maandelijks 70% van zijn loon. Of aan hem daadwerkelijk nog loonbetalingen (hadden) moeten worden gedaan moet dan ook nader worden berekend, met inachtneming van het beroep op verrekening van Paragon. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte over de loonvordering uit te laten. De kantonrechter verwijst de zaak naar de rolzitting van 3 februari 2022 te 10:00 uur voor het indienen door de bewindvoerder van een akte en houdt iedere verdere beslissing aan.