Rechtspraak
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 14 december 2021
ECLI:NL:GHDHA:2021:2562
Feiten
Werkneemster is op 1 mei 2010 in dienst getreden bij Stichting Maasstad Ziekenhuis (hierna: Maasstad) als medewerker patiëntenlogistiek. Op 12 juli 2016 heeft zij zich arbeidsongeschikt gemeld. Aanleiding daarvoor was dat zij een paar keer had vastgezeten in de lift op het werk waardoor zij een angststoornis heeft ontwikkeld. Werkneemster is hiervoor onder behandeling geweest, maar de angststoornis is niet verdwenen. Werkneemster heeft begin oktober 2017 haar werkzaamheden op de afdeling patiëntenlogistiek in aangepaste vorm hervat voor de volle arbeidsduur. Haar werkzaamheden werden aangepast in die zin dat zij niet met patiënten in de lift hoefde. Dat deel van de werkzaamheden werd gedaan door collega’s. Uit de beoordeling van de bedrijfsarts blijkt dat de verwachting is dat werkneemster niet volledig terug kan keren in haar eigen werk, aangezien zij nog steeds dezelfde beperkingen behoudt (niet in de lift kunnen en tevens niet geregeld kunnen traplopen). Uit een arbeidskundig rapport van 20 december 2017 blijkt dat er voor werkneemster binnen Maasstad geen mogelijkheden zijn en dat wordt geadviseerd haar te bemiddelen naar passend werk bij een andere werkgever. In het kader van de WIA-aanvraag van werkneemster is een arbeidsdeskundig onderzoek uitgevoerd. Hierin is de mate van arbeidsongeschiktheid van werkneemster vastgesteld op 16,78%. Deze procedure gaat over de vraag of Maasstad gehouden is om passende arbeid aan te bieden aan werkneemster. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat dit niet het geval is. Daartoe heeft de kantonrechter – kort gezegd – overwogen dat er binnen Maasstad geen passend werk voor werkneemster beschikbaar is. De vorderingen van werkneemster zijn in eerste aanleg dan ook afgewezen. Werkneemster heeft hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Het hof oordeelt als volgt. In eerste aanleg heeft de kantonrechter overwogen dat er geen passende arbeid voor werkneemster beschikbaar is bij Maasstad, onder meer omdat zij geen gebruik kan maken van de lift om patiënten te vervoeren en als gevolg van knieklachten beperkt is voor traplopen. Niet ter discussie staat dat als gevolg van psychische klachten gebruik van de lift en het verblijven in kleine afgesloten ruimtes niet mogelijk is voor werkneemster. Werkneemster stelt in hoger beroep dat zij niet langer last heeft van knieklachten, maar heeft dit verder niet nader onderbouwd, zodat het hof hier ook in hoger beroep van uitgaat. Werkneemster stelt dat zij in 2017 een aantal maanden aangepaste werkzaamheden heeft verricht op de afdeling Dagbehandeling en dat dit passend werk voor haar was, dat Maasstad aan haar had moeten aanbieden. Het hof overweegt dat werkneemster op die afdeling slechts een deel van de gebruikelijke werkzaamheden verrichtte zodat zij het gebruik van de liften kon vermijden. Het UWV heeft in een deskundigenoordeel geoordeeld dat het werk op deze afdeling niet passend is, wat naderhand door de bedrijfsarts van Maasstad is bevestigd. Gelet hierop had van werkneemster verwacht mogen worden dat zij haar stelling nader had onderbouwd. Gelet op het voorgaande neemt het hof als vaststaand aan dat de werkzaamheden op de afdeling Dagbehandeling niet passend voor werkneemster waren omdat zij haar taken niet in volle omvang kon verrichten en met name niet in staat was om zelfstandig patiënten naar afdelingen op andere verdiepingen te vervoeren. De werkzaamheden zijn daarbij niet of slechts in geringe mate passend te maken. Doordat werkneemster alleen het vervoer tot aan de lift voor haar rekening kan nemen en een collega de rest (vervoer per lift) zal moeten doen, wordt in feite dubbel werk gedaan, omdat de collega dan net zo goed zelf met de patiënt naar de lift kan gaan. In redelijkheid kan niet van Maasstad gevergd worden dat zij de werkzaamheden op de afdeling Dagbehandeling in die zin aanpast. Het hof overweegt verder dat ook voor de werkzaamheden op de afdeling Patiëntenlogistiek geldt dat werkneemster onvoldoende heeft onderbouwd dat deze werkzaamheden voor haar passend althans passend te maken waren. Het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.