Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgever/werknemer
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 8 februari 2022
ECLI:NL:GHSHE:2022:300
Schadestaatprocedure. Niet gebleken dat werkgever schade heeft geleden als gevolg van valselijk opgemaakte overeenkomsten door werknemer.

Feiten

Werkgever houdt zich bezig met de import en export van groenten en fruit. Van 20 augustus 2014 tot 10 februari 2016 is werknemer als commercieel medewerker in dienst geweest van werkgever. Werknemer heeft twee overeenkomsten opgemaakt (van 5 en 19 augustus 2015) tussen werkgever, vertegenwoordigd door werknemer, en Arava Export Growers Ltd (hierna: Arava), die inhouden dat werkgever twee aanbetalingen van elk € 200.000 doet als voorschot op de betaling van nog door Arava aan werkgever te leveren producten in het seizoen 2015/2016. Werkgever heeft naar aanleiding van die door werknemer opgemaakte overeenkomsten op 12 augustus en 4 september 2015 telkens een bedrag van € 200.000 aan Arava betaald.
Op 5 februari 2017 heeft werkgever ontdekt dat Arava zich op het standpunt stelt dat zij de overeenkomsten van 5 en 19 augustus 2015 niet kent. Werknemer heeft vervolgens erkend dat hij de handtekeningen van de CEO van Arava onder de overeenkomsten heeft vervalst, evenals de stempel van Arava onder de overeenkomst van 19 augustus 2015 en de begeleidende e-mails van de CEO en CFO van Arava. Het hof heeft in het op 5 juni 2018 in die bodemprocedure gewezen arrest overwogen dat werknemer met het vervalsen van de overeenkomsten van 5 en 19 augustus 2015 werkgever heeft bewogen tot betaling van een bedrag ad € 400.000 aan Arava en dat werknemer in beginsel de dientengevolge geleden schade van werkgever dient te vergoeden. Het hof heeft de vordering van werkgever tot betaling van € 400.000 door werknemer aan werkgever afgewezen, maar werknemer wel veroordeeld tot vergoeding van schade die werkgever heeft geleden als gevolg van het door werknemer vervalsen van de overeenkomsten van 5 en 19 augustus 2015, op te maken bij staat. In deze op de bodemprocedure gevolgde schadestaatprocedure vordert werkgever onder meer werknemer te veroordelen tot betaling van € 322.301,27. Werkgever voert daartoe het volgende aan: hij heeft naar aanleiding van de valse facturen van werknemer € 400.000 overgemaakt, waarvan een bedrag ad € 322.301,27 onverschuldigd is betaald. Werknemer stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat hij zich verantwoordelijk voelde voor betaling van de vordering van Arava omdat hij Arava als klant had binnengehaald. Hij erkent de overeenkomsten vervalst te hebben, maar betwist dat werkgever enig bedrag onverschuldigd heeft betaald. Bij de bestreden beslissing van 11 december 2019 in deze schadestaatprocedure heeft de kantonrechter de vordering van werkgever afgewezen en werkgever veroordeeld in de proceskosten van werknemer.

Oordeel

Werkgever heeft niet betwist de door Arava verzonden facturen te hebben ontvangen en dat die facturen betrekking hebben op door Arava aan werkgever geleverde producten. Voor zover facturen van Arava zijn overgelegd, dragen zij de naam “Export Invoice” en niet de door werkgever gehanteerde term “Pro forma Invoice”. Voorts staat vast dat de creditrequests van werkgever waarmee Arava akkoord is gegaan, zijn verwerkt in het overzicht van Arava van 8 juli 2015. Dat over andere creditrequests overeenstemming is bereikt, is niet gebleken. Het hof verwijst naar hetgeen de kantonrechter daarover heeft overwogen en neemt die overweging over. De stelling dat er nog rekening moet worden gehouden met de zogenoemde Malou-suggestions acht het hof derhalve niet onderbouwd en doet niet af aan de vaststelling dat niet is gebleken dat over meer creditrequests overeenstemming is bereikt dan de vermelde crediteringen op het betreffende overzicht van Arava. Werkgever stelt nog dat de facturen van Arava slechts richtbedragen waren en dat werkgever en Arava zijn overeengekomen dat de facturen bij lagere verkoopopbrengsten door werkgever werden gecorrigeerd met als uitgangspunt de daadwerkelijk door werkgever gerealiseerde lagere verkoopprijzen, waarbij rekening werd gehouden met een commissiepercentage van 8% voor werkgever. Die stelling wordt evenmin onderbouwd. Nu niet is gebleken dat de door werkgever verrichte betalingen als gevolg van de vervalste overeenkomsten van werknemer onverschuldigd zijn verricht, zal de vordering tot schadevergoeding in verband met die verrichte betalingen worden afgewezen.