Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 25 februari 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:1378
Feiten
Werknemer is op 1 september 2014 in dienst getreden bij onderneming X in de functie van junior werkvoorbereider/tekenaar. De arbeidsovereenkomst bevat een concurrentiebeding. Op 1 juni 2020 eindigt de arbeidsovereenkomst met X en treedt werknemer in de functie van junior projectleider in dienst bij Van Elteren Services B.V. (hierna: Van Elteren), waarbij er sprake is van opvolgend werkgeverschap, en alle primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden alsook de anciënniteit gehandhaafd blijven. Een en ander is vastgelegd bij brief van 29 juni 2021. Werknemer krijgt vervolgens door onderneming Y een baan aangeboden als projectleider. Werknemer wil die baan graag aanvaarden en zegt zijn arbeidsovereenkomst met Van Elteren op tegen 1 februari 2022 onder de voorwaarde dat Van Elteren hem niet aan een concurrentiebeding zal houden, dan wel de rechter het beding schorst en tevens onder de voorwaarde dat hij bij Y een arbeidsovereenkomst kan tekenen. Van Elteren is niet bereid tot ontheffing van het concurrentiebeding. Wel stelt Van Elteren voor het concurrentiebeding te vervangen door een relatiebeding. Werknemer heeft vervolgens de arbeidsovereenkomst wederom voorwaardelijk opgezegd tegen 1 maart 2022. Werknemer vordert in kort geding algehele schorsing van het concurrentiebeding, dan wel gedeeltelijke schorsing in die zin dat het hem is toegestaan een aanvang te maken met zijn werkzaamheden voor Y. Werknemer beroept zich op de niet-rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding met Van Elteren alsook het zwaarderdrukkencriterium. Ook is werknemer van mening dat hij niet van rechtswege bij Van Elteren in dienst is getreden. De brief van 29 juni 2020 kwalificeert volgens werknemer als een schriftelijke beëindigingsovereenkomst ex artikel 7:670b BW, waarna tussen Van Elteren en werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst is overeengekomen.
Oordeel
De kantonrechter volgt werknemer niet in een deel van zijn standpunten. Volgens Van Elteren heeft zij per 1 juli 2020 de onderneming van X overgenomen waardoor er sprake van overgang van onderneming. Dit heeft werknemer niet betwist. Door de overgang van onderneming zijn de rechten en verplichtingen van werknemer uit de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst met X van rechtswege mee overgegaan naar Van Elteren. Dit betekent dat ook het concurrentiebeding van rechtswege is overgegaan op Van Elteren en dit beding daarom niet opnieuw schriftelijk hoefde te worden overeengekomen. De brief van 29 juli 2020 heeft niet tot doel om tot beëindiging van het dienstverband te komen, maar bevestigt dat door de overgang van onderneming het dienstverband bij X eindigt per 1 juli 2020 en dat werknemer aansluitend in dienst treedt bij Van Elteren. Het concurrentiebeding is dus van rechtswege mee overgegaan, zodat dit geen reden is om het concurrentiebeding te schorsen. Ten aanzien van de vraag of het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken oordeelt de kantonrechter dat daarvan in dit geval sprake is. Van Elteren heeft niet betwist dat het takenpakket van werknemer als junior projectleider heel breed is. Dit komt mede doordat Van Elteren een veel kleiner bedrijf is dan X en werknemer daardoor meer taken voor zijn rekening moet nemen, zowel van junior projectleider, als van werkvoorbereider en als leidinggevende van een werkvoorbereider. De werkzaamheden die werknemer derhalve thans verricht, omvatten veel meer dan de werkzaamheden die hij verrichtte als junior werkvoorbereider/tekenaar toen hij het concurrentiebeding ondertekende. De gevorderde schorsing van het concurrentiebeding wordt toegewezen.