Naar boven ↑

Rechtspraak

werkgeefster/werknemer
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 21 februari 2022
ECLI:NL:RBAMS:2022:830
Arbeidsovereenkomst advocaat-stagiair ontbonden vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. Geen ernstig verwijtbaar handelen werkgeefster. Werknemer valt ook de nodige verwijten te maken door verhoudingen tussen patroon en advocaat-stagiair uit het oog te verliezen.

Feiten

Werknemer is sinds 1 september 2020 in dienst van werkgeefster, eerst zes maanden als jurist en vanaf zijn beëdiging op 24 februari 2021 als advocaat-stagiair. Het betreft een klein advocatenkantoor, waar alleen werknemer en zijn patroon als advocaat werkzaam zijn. In mei 2021 heeft werkgeefster werknemer aangesproken op zijn functioneren. Op 15 juni 2021 heeft werknemer in een e-mail aan de deken van de Amsterdamse Orde van advocaten zijn beklag gedaan over een volgens hem onprettige ervaring met zijn patroon, waarin zij werknemer – volgens werknemer ten onrechte – verweet schuldig te zijn aan het te laat indienen van een bewijsstuk. Ook heeft de patroon werknemer tot zijn ongenoegen gevraagd of hij wel als advocaat werkzaam wilde zijn. Volgens werkgeefster escaleerde de situatie na een verzoek van werknemer om een huiswerkopdracht onder werktijd te maken, vlak voor de deadline, en de ziekmelding van werknemer een dag later, op het moment dat werknemer whatsappberichten stuurde die werkgeefster als dreigend ervoer. In juni en september 2021 hebben (bemiddelings)gesprekken (onder meer met de deken) plaatsgevonden. Op 18 januari 2022 heeft de Amsterdamse Raad van de orde van advocaten (hierna: de Raad) op verzoek van werkgeefster laten weten dat hij zijn goedkeuring verleent de stage met werknemer door opzegging te doen eindigen. Volgens de Raad is sprake van een onherstelbaar verstoorde relatie tussen partijen. Werkgeefster verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden, primair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding. Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt werknemer om toekenning van een billijke vergoeding en de transitievergoeding.

Oordeel

De kantonrechter stelt voorop dat partijen in een klein advocatenkantoor werkzaam zijn. Er zijn geen andere advocaten werkzaam. Deze omstandigheden brengen reeds met zich dat goede verhoudingen essentieel zijn. Dat geldt temeer in de onderhavige situatie waarbij werkgeefster als patroon optreedt van werknemer, hetgeen betekent dat zij verantwoordelijkheden ten aanzien van hem heeft op het gebied van opleiding, begeleiding en toezicht. Werknemer is eind mei 2021 door werkgeefster aangesproken op zijn functioneren. In vervolg hierop heeft hij zich tot de deken gewend vanwege, kort samengevat, een onveilige werksituatie. De verhouding tussen partijen is daarna in eerste instantie, naar het leek, genormaliseerd, maar naar aanleiding van een conflict over een huiswerkopdracht van werknemer, eind augustus 2021, zijn de verhoudingen definitief verstoord. Vastgesteld kan worden dat elk vertrouwen tussen partijen is verdwenen en dat niet mag worden verwacht dat herstel tot de mogelijkheden behoort. Daarbij is ook van belang dat bemiddelingsgesprekken met de deken niet tot verbetering van de verhoudingen hebben geleid. De kantonrechter slaat hierbij ook acht op de beslissing van de Raad. Werknemer heeft bovendien al een verzoek ingediend bij de Raad van de orde Oost-Brabant om zijn stage elders te vervolgen. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Werknemer maakt daarbij terecht aanspraak op de transitievergoeding. Voor toekenning van een billijke vergoeding bestaat geen aanleiding, nu volgens de kantonrechter geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van werkgeefster. Het valt werkgeefster aan te rekenen dat zij werknemer in mei 2021 tamelijk onverhoeds heeft geconfronteerd met kritiek op zijn functioneren. Werknemer valt echter ook het nodige te verwijten. Door op het laatste moment te vragen of hij zijn huiswerkopdracht tijdens werktijd mocht maken, kwam zijn gewone werk in het gedrang. Ook heeft hij een stevige bijdrage aan de verdere escalatie van de verhoudingen geleverd, door teksten naar werkgeefster te sturen als ‘Ik vraag me echt af wie er blij van gaat worden als ik die vreemde zaken binnen jouw praktijk erbij haal’ en ‘Zo niet is een klacht en een aangifte tegen jou op de loer’. Werknemer verliest daarbij de verhoudingen tussen de patroon en de advocaat in opleiding uit het oog. Al met al is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen van werkgeefster.