Rechtspraak
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 13 december 2016
ECLI:NL:RBNNE:2016:5404
Feiten
Tussen werknemer en De Friese Koers is op 24 februari 2012 een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot stand gekomen. In deze overeenkomst staat onder meer dat partijen een tijdelijke arbeidsovereenkomst zijn aangegaan voor de duur van 1 maart 2012 tot 1 maart 2013. De arbeidsovereenkomst is stilzwijgend voortgezet vanaf 1 maart 2013 tot 1 maart 2014. De arbeidsovereenkomst is nogmaals stilzwijgend voortgezet vanaf 1 maart 2014 tot 1 maart 2015. Bij de verkiezingen op 18 maart 2015 voor de Provinciale Staten heeft De Friese Koers te weinig stemmen behaald voor een zetel. Bij e-mailbericht van 20 maart 2015 heeft werknemer onder meer aan De Friese Koers geschreven dat zij voor hem ontslag moet aanvragen, zodat hij een uitkering kan aanvragen voor de uren die hij contractueel had. De Friese Koers heeft daarop onder meer gereageerd door aan te geven dat werknemer zelf een melding bij het UWV moet doen met een kopie van zijn arbeidsovereenkomst. Bij brief van 12 juni 2015 heeft het UWV aan werknemer bericht dat hij per 18 maart 2015 geen WW-uitkering kan krijgen, omdat hij niet voor ten minste vijf uur per week werkloos is geworden. Werknemer vordert De Friese Koers te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 8.709,93 aan loon, emolumenten en vakantiegeld over de periode vanaf 20 maart 2015 tot 1 december 2015 en betaling van het loon tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Werknemer heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bestaat, omdat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 1 maart 2015 voor de derde keer stilzwijgend is verlengd. Stichting De Friese Koers heeft de vordering van werknemer betwist, aanvoerende dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 1 maart 2015 van rechtswege is geëindigd.
Oordeel
Op grond van artikel 7:668 lid 4 BW wordt de arbeidsovereenkomst geacht op de vroegere voorwaarden te zijn voortgezet, indien de arbeidsovereenkomst na het verstrijken van de tijd wordt voortgezet en de werkgever de aanzegverplichting van artikel 7:668 lid 1 BW niet is nagekomen. Voorts dient de vraag beantwoord te worden of de op 1 maart 2015 van rechtswege eindigende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder tegenspraak is voortgezet. Voor voortzetting van de arbeidsovereenkomst zonder tegenspraak is nodig dat de werknemer op grond van gedragingen van de werkgever heeft mogen aannemen dat de arbeidsovereenkomst na afloop van de tijd waarvoor deze was aangegaan stilzwijgend werd voortgezet. De kantonrechter overweegt dat het voor werknemer en Stichting De Friese Koers duidelijk was, althans duidelijk had moeten zijn, dat voor het in de toekomst verrichten van werkzaamheden door werknemer voor Stichting De Friese Koers in de provinciale staten was vereist dat De Friese Koers een zetel zou behalen tijdens de verkiezingen op 18 maart 2015. Vast staat dat Stichting De Friese Koers na 1 maart 2015 nog loon aan werknemer heeft betaald. Het enkel doorbetalen van loon is echter niet voldoende voor het aannemen van stilzwijgende verlenging van de arbeidsovereenkomst. Werknemer heeft zijn stelling dat hij na 1 maart 2015 werkzaamheden voor Stichting De Friese Koers heeft verricht, gelet op de betwisting door Stichting De Friese Koers, onvoldoende onderbouwd. Hij heeft enkel een kopie van zijn agenda overgelegd. Werknemer heeft daarnaast de stelling van Stichting De Friese Koers, dat werknemer na 1 maart 2015 enkel (vrijwillig) campagnewerkzaamheden heeft verricht op grond van het feit dat hij op de lijst van De Friese Koers stond, niet betwist. Er is geen sprake van gedragingen van Stichting De Friese Koers op grond waarvan werknemer mocht aannemen dat de arbeidsovereenkomst na 1 maart 2015 stilzwijgend werd voortgezet. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de arbeidsovereenkomst op 1 maart 2015 niet is voortgezet, zodat niet is voldaan aan één van de twee vereisten van artikel 7:668 lid 1 BW. De vraag of Stichting De Friese Koers een aanzegverplichting had en, zo ja, of zij daaraan heeft voldaan kan daarom in het midden blijven. De conclusie is dat sinds 1 maart 2015 geen arbeidsovereenkomst meer tussen partijen bestaat. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van werknemer worden afgewezen.