Naar boven ↑

Rechtspraak

Olde Bolhaar Ecoservice B.V./werknemer
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 5 april 2022
ECLI:NL:GHARL:2022:2584
Discussie omtrent afwikkeling van overname van de onderneming van werknemer. Vorderingen van werknemer worden afgewezen, zodat dit niet leidt tot verrekening.

Feiten

Werknemer had een recyclingbedrijf dat hij voerde in de vennootschap X B.V. In de eerste helft van 2015 heeft hij zijn onderneming verkocht aan Olde Bolhaar. Werknemer is per 1 juli 2015 in dienst getreden bij Olde Bolhaar Ecoservice B.V. (hierna: Olde Bolhaar). Op 16 september 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de accountant van Olde Bolhaar, Olde Bolhaar en werknemer waarin het derde kwartaal van 2015 (het eerste kwartaal na de overname van het bedrijf door Olde Bolhaar) is geëvalueerd. Daarin wordt gesproken over lopende zaken die nog worden opgelost, zoals de voorraad. Op 6 oktober 2015 heeft werknemer een e-mail ontvangen, waarin is vermeld dat hij heeft aangegeven dat hij van mening is dat er voor het aanwezig groenafval nog betaald moest worden. Daar is Olde Bolhaar het niet mee eens. Olde Bolhaar heeft, omdat de omzet op de locatie waar werknemer werkzaam was achterbleef bij die welke redelijkerwijs verwacht kon worden, een recherchebureau opdracht gegeven om een onderzoek in te stellen naar de handelswijze van werknemer. Het rapport van 30 mei 2016 meldt dat discrepanties zijn geconstateerd tussen het door werknemer opgegeven aantal transacties en het aantal transacties. Op 9 mei 2016 is werknemer op staande voet ontslagen. Op 5 januari 2018 is X B.V. in staat van faillissement verklaard. Het ontslag op staande voet is tot aan de Hoge Raad behandeld. Na terugverwijzing van de Hoge Raad heeft het Hof ’s-Hertogenbosch aan werknemer een door Olde Bolhaar te betalen billijke vergoeding van € 22.000 toegekend. De Hoge Raad heeft het hiertegen ingestelde cassatieberoep verworpen. In eerste aanleg heeft de rechtbank de vorderingen van Olde Bolhaar tot betaling van € 19.959,15 afgewezen. In hoger beroep vordert Olde Boshaar werknemer eveneens te veroordelen tot betaling van € 19.959,15. In reconventie vordert werknemer betaling van de waarde van het integraal groen en de stobben, de aan werknemer toekomende reiskosten, het saldo aan openstaande vakantiedagen en de waarde van de achtergebleven goederen.

Oordeel

De kwestie die partijen verdeeld houdt, ziet op de eindafrekening van het groenafval en stobben, reiskosten, vakantiedagen en achtergebleven zaken en de door Olde Bolhaar gevorderde betaling van onttrokken omzet. Op werknemer rust de plicht voldoende te stellen ter onderbouwing van het door hem gestelde recht op vergoeding van het groenafval en dat zo nodig te bewijzen. Werknemer heeft echter niets gesteld waaruit zou kunnen volgen dat hij, en niet X B.V., eigenaar is van het groenafval. Bovendien heeft hij zelf in zijn conclusie van antwoord aangegeven dat het groenafval aan X B.V. toebehoort. Bovendien heeft werknemer niet onderbouwd wat de verwerkingskosten zijn van het groenafval, zodat niet kan worden geconcludeerd dat het plantmateriaal en de stobben nog enige meerwaarde hebben. Ten aanzien van de vordering tot betaling van de reiskosten oordeelt het hof dat werknemer zijn stelling dat hem reiskosten toekomen, onvoldoende heeft onderbouwd. Werknemer had, mede gelet op zijn ervaring met het door hem aan Olde Bolhaar verkochte bedrijf, de mogelijkheid duidelijk te maken welke zakenpartners hij bezocht, met welke regelmaat en met welke reden. Door ook in hoger beroep aan het hof geen enkel aanknopingspunt te geven voor zijn inschatting van 750 zakelijke kilometers per week, heeft werknemer een schatting door het hof onmogelijk gemaakt. Omdat de vordering omtrent de vakantiedagen al is behandeld in de procedure omtrent het ontslag op staande voet, zal deze vordering in deze procedure niet worden behandeld. Ook heeft werknemer niet aan de stelplicht voldaan van zijn stelling dat er zakelijke eigendommen van hem zijn achtergebleven. Het is immers gebleken dat het (met uitzondering van een bushokje en een reclamezuil) gaat om zaken die bedrijfsmatig plegen te worden gebruikt. Bovendien bevonden die zaken zich op het terrein van X B.V. Werknemer heeft onvoldoende onderbouwd dat de zaken hem persoonlijk – en niet X B.V. – in eigendom toebehoorden. Omtrent de onttrokken omzet overweegt het hof dat werknemer zelf gesteld heeft dat de voor Olde Bolhaar bestemde gelden op rekening van X B.V. zijn betaald aan de hand van op naam van X B.V. gestelde facturen. Werknemer heeft niet betwist dat hij dat gedaan heeft. Daarmee staat vast dat werknemer tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De kantonrechter concludeert dat de vordering van Olde Bolhaar van in totaal € 19.959,15 wordt toegewezen. Het beroep op verrekening en de reconventionele vordering van werknemer worden gezien het voorgaande afgewezen.