Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Overijssel (Locatie Enschede), 5 april 2022
ECLI:NL:RBOVE:2022:1012
Toewijzen loonvordering werknemer nadat werkgever het loon niet heeft uitbetaald wegens betalingsonmacht. Betalingsonmacht doet volgens de kantonrechter niet af aan de betalingsverplichting van werkgever.

Feiten

Werknemer is van 15 februari 2021 tot 10 mei 2021 in dienst geweest bij werkgever als algemeen medewerker voor 10 uren per week. Het overeengekomen loon bedraagt € 700 per maand, exclusief 8% vakantietoeslag. Werkgever heeft het loon vanaf maart 2021 niet meer betaald. In de periode van april 2021 tot en met september 2021 heeft werknemer via WhatsApp meerdere keren werkgever verzocht het verschuldigde loon te betalen. Per brief van 13 augustus 2021 is werkgever nogmaals in de gelegenheid gesteld het verschuldigde loon te betalen. Werknemer vordert onder meer zijn loon over de periode maart 2021 tot 10 mei 2021, de vakantietoeslag van 8% en de uitbetaling van de vakantie-uren, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, rente en kosten. Volgens werkgever was sprake van betalingsonmacht en is daarom het salaris van werknemer niet betaald. Volgens werkgever heeft werknemer in bepaalde perioden geen werkzaamheden voor werkgever verricht. 

Oordeel

Werkgever heeft erkend dat hij het loon over de periode maart 2021 tot en met 10 mei 2021 onbetaald heeft gelaten. Volgens de kantonrechter doet de betalingsonmacht niet af aan de betalingsverplichting van werkgever. Een bedrag van € 1.625,81 aan loon en € 130,06 aan vakantietoeslag over het bedrag aan loon is toewijsbaar, inclusief de wettelijke rente. Het had op de weg van werkgever gelegen om werknemer aan te spreken op het niet verrichten van werkzaamheden. Voor de vraag op hoeveel vakantie-uren werknemer recht heeft, wordt aansluiting gezocht bij artikel 7:634 BW. Werknemer heeft recht op één week vakantie tijdens zijn dienstverband, waardoor een bedrag van € 161,50 door de kantonrechter zal worden toegewezen. De kantonrechter wijst de wettelijke verhoging van 50% toe, waardoor € 958,69 aan wettelijke verhoging zal worden toegewezen. Daarnaast maakt werknemer aanspraak op een bedrag van € 357 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Werkgever moet € 801,03 aan werknemer betalen voor de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.