Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Vanad Contact Centers Nederland B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 15 april 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:3221
Geldige beëindiging arbeidsovereenkomst van werkneemster door Vanad Contact Centers Netherlands B.V. Werkneemster heeft zelf per e-mail bevestigd dat zij niet meer in dienst is, zodat de kantonrechter oordeelt dat partijen een beëindigingsovereenkomst zijn aangegaan.

Feiten

Werkneemster  is op 9 oktober 2019 op basis van een oproepovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden bij Vanad Contact Centers Netherlands B.V. (hierna: VVC). Per 1 januari 2020 is de arbeidsovereenkomst omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tegen een loon van € 11 bruto per uur, exclusief 8% vakantietoeslag. In de arbeidsovereenkomst is vermeld dat Nederlands recht van toepassing is. In juni 2020 is werkneemster naar België verhuisd. Per brief van 7 april 2021 heeft VVC de arbeidsovereenkomst ontbonden met inachtneming van de Belgische wet- en regelgeving. Een opzegtermijn van tien weken wordt in acht genomen en werkneemster ontvangt een verbrekersvergoeding. Per e-mail van 13 april 2021 schrijft werkneemster onder meer aan VVC dat Nederlands recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Per e-mail van 23 april 2021 schrijft werkneemster aan VVC dat dat zij sinds 9 april 2021 niet meer in dienst is bij VVC en dat zij de resterende vergoeding graag ontvangt. Bij e-mail van 23 april heeft VVC geschreven dat zij de resterende vergoeding aan haar zal uitbetalen. Bij e-mail van 5 augustus 2021 heeft de gemachtigde van werkneemster verzocht tot betaling van het loon vanaf 21 juni 2021 tot aan de datum dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Volgens werkneemster is de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig geëindigd. VVC meent dat de arbeidsovereenkomst wel rechtsgeldig is geëindigd en dat werkneemster sinds 9 april 2021 niet meer in dienst is van VCC. 

Oordeel

Tussen partijen is niet meer in geschil dat Nederlands recht van toepassing is nu VVC heeft gesteld dat zij per abuis in de veronderstelling was dat Belgisch recht van toepassing was. Volgens werkneemster is de opzegging per e-mail van 7 april 2021 een nietige rechtshandeling. De kantonrechter stelt voorop dat titel 10 Boek 7 BW een lex specialis is ten opzichte van Boek 3 BW, waardoor het beroep van werkneemster op Boek 3 BW faalt. Aanvankelijk heeft werkneemster op 13 april 2021 zich op het standpunt gesteld dat het ontslag niet rechtsgeldig was, maar zij is gelet op haar e-mail van 23 april 2021 van standpunt veranderd. In de e-mail van 23 april 2021 schrijft zij immers dat zij sinds 9 april 2021 niet meer in dienst is van VCC en verzoekt om de resterende vergoeding. Onder deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat tussen VVC en werkneemster een beëindigingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:670b BW tot stand is gekomen. Uit de e-mail van 23 april 2021 blijkt immers dat zij met de beëindiging heeft ingestemd. De arbeidsovereenkomst is daarom met ingang van 12 april 2021 rechtsgeldig met wederzijds goedvinden beëindigd. Vanaf 12 april 2021 is VVC geen loon meer aan werkneemster verschuldigd.