Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Groningen), 13 april 2022
ECLI:NL:RBNNE:2022:1485
Werknemer verzoekt betaling van de transitievergoeding nadat de arbeidsovereenkomst met toestemming UWV wegens bedrijfseconomische redenen is opgezegd. Werkgever beroept zich alsnog op laakbaar handelen van werknemer en stelt dat daarom geen transitievergoeding is verschuldigd. Verzoek werknemer toegewezen.

Feiten

Werkgever is een eenmanszaak die zich bezighoudt met schoonmaakwerkzaamheden, met als voornaamste opdrachtgever de gemeente Groningen. De eigenaar van de eenmanszaak is de vader van werknemer. Werknemer is sinds 1 januari 1989 in dienst van werkgever en vervult de functie van voorman tegen een salaris van € 2.582,15 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. In mei 2020 ontvangt werkgever een brief van de gemeente Groningen waarin, na inschakeling van Hoffmann Bedrijfsrecherche, wordt gemeld dat werknemer eigendommen van de Gemeente op Marktplaats te koop heeft aangeboden. In het kader van de integriteit van opdrachtgevers en hun personeel wordt werknemer voor een periode van drie jaar de toegang ontzegd tot de gemeentelijke gebouwen en terreinen en worden tot september 2022 aan werkgever geen opdrachten meer verstrekt. Per 1 juni 2021 zijn alle opdrachten van de gemeente Groningen gestopt. Werkgever heeft werknemer een voorstel gedaan voor een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, dat door werknemer is afgewezen. Werkgever verzoekt het UWV om toestemming de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen te mogen opzeggen. Na verleende toestemming is de arbeidsovereenkomst na opzegging geëindigd op 17 november 2021. Werknemer verzoekt op grond van artikel 7:673  lid 1 sub a onder 1 BW toekenning van een transitievergoeding. Werkgever stelt dat hij geen transitievergoeding is verschuldigd, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer, waardoor werkgever wegens het verlies van de gemeente als opdrachtgever uiteindelijk  om bedrijfseconomische redenen de arbeidsovereenkomst heeft moeten beëindigen.

Oordeel

Is sprake van verwijtbaarheid?

De kantonrechter constateert dat in dit geval de arbeidsovereenkomst door werkgever is opgezegd op grond van bedrijfseconomische omstandigheden (art. 7:669 lid 3 sub a BW). Dat is derhalve de grondslag voor de beoordeling of de transitievergoeding verschuldigd is. Weliswaar zijn partijen het erover eens dat het te koop aanbieden van de pomp op Marktplaats laakbaar is, maar werkgever heeft het verwijtbare/laakbare handelen niet ten grondslag gelegd aan het ontslag van werknemer. Dat brengt mee dat die gedragingen niet in het kader van de transitievergoeding kunnen worden meegewogen. Op grond van de door werkgever gekozen ontslagroute is deze aan werknemer een transitievergoeding verschuldigd.

Mondelinge afspraak?

Werkgever stelt dat met werknemer een mondelinge afspraak is gemaakt, inhoudende dat hij afstand heeft gedaan van zijn recht op een transitievergoeding. Werknemer heeft dit gemotiveerd betwist. De kantonrechter is van oordeel dat werkgever in het licht van de gemotiveerde betwisting van werknemer onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat werknemer mondeling afstand zou hebben gedaan van zijn recht op een transitievergoeding. Werkgever heeft dit ook niet schriftelijke bevestigd. De door werknemer verzochte transitievergoeding wordt toegekend.