Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 11 mei 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:3534
Feiten
Werknemer is op 4 april 2016 bij Aldora dienstverlening B.V. (hierna: Aldora) in dienst getreden in de functie van teamleider. Op 24 december 2021 is werknemer op staande voet ontslagen, omdat hij was weggelopen tijdens het werk en weigert om te werken. Volgens werknemer handelde hij onder invloed van emoties. Werknemer verzoekt onder meer om betaling van de transitievergoeding en betaling van gederfde inkomsten. Het verweer van Aldora strekt tot afwijzing van het verzoek van werknemer. Volgens Aldora is sprake van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet, waardoor geen transitievergoeding verschuldigd is. Ook is volgens Aldora betaling van de transitievergoeding niet aan de orde, omdat werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Oordeel
Volgens de kantonrechter betekent het niet dat de werknemer een ernstig verwijt van het handelen of nalaten kan worden gemaakt als bepaald handelen of nalaten leidt tot een dringende reden voor onverwijlde opzegging. Voor de kantonrechter is duidelijk dat op 24 december 2021 een escalatie tussen Aldora en werknemer heeft plaatsgevonden. Wat er precies is gebeurd, is onduidelijk gebleven. Op Aldora als werkgeefster berust de bewijslast van het door haar gestelde feitenverloop, omdat zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept. Aldora heeft geen bewijsaanbod gedaan en de kantonrechter ziet geen aanleiding Aldora ambtshalve tot bewijslevering toe te laten. Er kan niet van worden uitgegaan dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst van werknemer door Aldora op 24 december 2021 het gevolg is geweest van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werknemer. Aldora is derhalve een transitievergoeding van € 4.527,96 aan werknemer verschuldigd. Werknemer kan geen aanspraak maken op loon vanaf de ontslagdatum, omdat werknemer berust in het ontslag en de arbeidsovereenkomst op 24 december 2021 is geëindigd.