Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 4 mei 2022
ECLI:NL:RBLIM:2022:3492
Onderzoek kantonrechter op grond van artikel 69 Rv leidt tot conclusie dat de zaken met een verzoekschrift hadden moeten worden ingeleid in plaats van een dagvaarding. Procedures worden voortgezet via regels verzoekschriftprocedure.

Feiten 

Werknemer is vanaf 1 juni 2021 via een uitzendbureau werkzaam geweest voor werkgever als medewerker hovenier. In aansluiting daarop is werknemer met ingang van 1 oktober 2021 voor bepaalde tijd direct bij werkgever in dienst getreden als gediplomeerd hovenier. In die arbeidsovereenkomst staat dat de eerste maand geldt als proeftijd en dat partijen de arbeidsovereenkomst binnen die proeftijd met onmiddellijke ingang kunnen opzeggen. Bovendien wordt vermeld dat het dienstverband door beide partijen tussentijds kan worden opgezegd met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn. Op 3 oktober 2021 heeft werkgever aan werknemer medegedeeld dat hij de samenwerking gaat beëindigen. Daarop heeft werknemer aangegeven dat het proeftijdbeding nietig is en dat bovendien het gegeven ontslag nietig is. Werknemer vordert onder meer primair op basis van een onterecht gegeven ontslag in de proeftijd (zaak 9545233 CV EXPL 21-5370) en subsidiair op basis van een onterecht gegeven ontslag op staande voet (zaak 9574447 CV EXPL 21-5649), een schadevergoeding wegens het voortijdig beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst. 

Oordeel 

Op grond van artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de kantonrechter verplicht te onderzoeken of de procedures met het juiste procesinleidende stukken aanhangig zijn gemaakt. De vorderingen van werknemer zijn gebaseerd op Boek 7, titel 10, afdeling 9 van het BW, getiteld ‘Einde van de arbeidsovereenkomst.’ In artikel 6:686a lid 2 BW staat: ‘De gedingen die op het in, bij of krachtens deze afdeling bepaalde zijn gebaseerd, worden ingeleid met een verzoekschrift.’ De zaken hadden dus ingeleid moeten worden met een verzoekschrift in plaats van een dagvaarding, wat de kantonrechter partijen heeft meegedeeld op de mondelinge behandeling en waarmee partijen instemden. De kantonrechter zal gelet hierop bevelen dat beide procedures worden voortgezet volgens de regels die gelden voor een verzoekschriftprocedure. Nu de mondelinge behandeling reeds heeft plaatsgevonden en partijen ermee hebben ingestemd dat direct beschikking zal worden gewezen, zal de griffier in beide zaken een rekestnummer bepalen en beide zaken voor beschikking zetten.