Rechtspraak
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 8 maart 2022
ECLI:NL:GHSHE:2022:733
Feiten
Werkgever is een industriële organisatie die zich met name bezighoudt met het realiseren van installaties en machines. Werknemer is voor werkgever werkzaam als uitzendkracht op de afdeling ‘plaatwerkerij’. Op 28 juni 2016 kreeg werknemer van het hoofd van de afdeling de opdracht om een dunne stalen plaat in de daarvoor bestemde afvalcontainer te deponeren. Hierbij is werknemer gevallen en heeft hij zijn been gebroken. Van het ongeval is geen ongevalsrapportage gemaakt. Werkgever wijst de aansprakelijkheid af. Werknemer heeft gevorderd dat de kantonrechter voor recht verklaart dat werkgever aansprakelijk is voor het door hem opgelopen letsel. De kantonrechter heeft geoordeeld dat werkgever aansprakelijk is voor de geleden schade, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij heeft voldaan aan zijn zorgplicht. Werkgever heeft hoger beroep ingesteld.
Oordeel
Het staat vast dat werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden nu hij tijdens zijn werkzaamheden letsel aan zijn been heeft opgelopen door een stalen plaat in de container te gooien. Het is afhankelijk van de omstandigheden van het geval welke veiligheidsmaatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke hij zijn werknemers moet instrueren. Werkgever heeft aangevoerd dat elke drie jaar een RI&E wordt opgesteld naar aanleiding van een uitvoerige inspectie van de bedrijfsvoering. Bovendien is bij werkgever een vgm-functionaris werkzaam die meermaals per jaar een toolbox-meeting voor alle in de fabriek werkzame personen organiseert over de veiligheid op de werkvloer. Anderzijds heeft werkgever aangevoerd dat het weggooien van afval routewerk is. Het hof overweegt dat werkgever niets heeft aangevoerd over de inhoud van de RI&E’s en de vgm-instructies. Uit het enkele feit dat er RI&E’s zijn gehouden, dat er veiligheidsdocumenten zijn opgesteld en bijvoorbeeld toolbox-meetings zijn gehouden, kan het hof niet afleiden dat er bij werkgever in de desbetreffende periode aandacht werd besteed aan het weggooien van afval in containers, terwijl tegelijkertijd de stelling is dat dit binnen het bedrijf routinewerk is. Niet is gebleken waarin de zorgplicht over het weggooien van afval nader is geduid en op welke wijze werknemer daar kennis van had kunnen nemen. Bovendien is het vgm-voorlichtingsprogramma gedateerd op 22 november 2018, terwijl werknemer getekend heeft voor de ontvangst van een dergelijk document in 2016. Onduidelijk is wat de inhoud van het document in 2016 was. Het hof is het eens met werkgever dat toolbox-meetings bij het toetsen van de zorgplicht van belang kunnen zijn. Hier is dat alleen niet het geval, omdat niet duidelijk is gemaakt wat er aan relevante informatie is gedeeld met de werknemers en meer specifiek met werknemer. Het hof ziet de opgedragen werkzaamheden ook niet als van dien aard dat deze werkzaamheden bij eenieder in het dagelijks leven kunnen voorkomen. Het is geen onderdeel van het dagelijks leven om afval met deze afmetingen en gewicht ver boven iemands hoofd (ter hoogte van minimaal twee meter) in een container te gooien. Het hof sluit aan bij de opvatting van de kantonrechter dat het niet zonder meer voor zich spreekt op welke wijze relatief omvangrijke voorwerpen op een veilige wijze in de container kunnen worden gedeponeerd. Werkgever had hiervoor instructies moeten geven aan werknemer. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat werknemer zich schuldig heeft gemaakt aan opzet of bewuste roekeloosheid. Het hof overweegt dat het hier juist aan werkgever was om werknemer inzicht te geven in wat ‘domme acties’ zijn bij het uitvoeren van (routinematige) werkzaamheden en hoe die te vermijden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.