Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie Eindhoven), 12 mei 2022
ECLI:NL:RBOBR:2022:1934
Werknemer wordt gedurende vijf jaar uitgezonden naar CuraƧao, waarbij is overeengekomen dat werkgever gedurende de uitzending de Nederlandse AOW-pensioenvoorziening voor hem zou voortzetten. Werkgever heeft deze voorziening niet bij SVB ondergebracht maar bij een verzekeraar. Voldoet deze voorziening aan de afspraak?

Feiten

Werknemer is op 1 maart 2001 in dienst getreden van werkgever in de functie van manager personeel en organisatie Caribbean. Met ingang van 15 maart 2001 is werknemer voor de duur van vijf jaar uitgezonden naar Curaçao. De uitzending heeft plaatsgevonden onder de voorwaarden zoals aangegeven in de uitzendovereenkomst, die deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst. Gedurende de tijd dat werknemer voor zijn werk op Curaçao verbleef, is de opbouw van zijn Nederlandse AOW stil komen te liggen. Ter compensatie van dit ‘AOW-hiaat’ heeft werkgever een pensioenverzekering voor werknemer gesloten bij Zwitserleven. Werknemer heeft tijdens zijn verblijf op Curaçao een lokale algemene ouderdomsverzekering (AOV-pensioen) opgebouwd. Deze AOV-verzekering komt tot uitkering bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. De premie voor deze AOV-verzekering is deels door werkgever betaald. Werknemer is op 1 december 2006 bij een andere werkgever in dienst getreden. De AOW-leeftijd in Nederland is met ingang van 1 januari 2013 stapsgewijs verhoogd. Werknemer zal, naar verwachting, in 2027 de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Werknemer vordert (a) een verklaring voor recht dat hij jegens werkgever gerechtigd is tot een pensioenvoorziening tot (ten minste) het niveau van de uitkering krachtens de AOW (zoals dat niveau is na volledige opbouw), althans tot vergoeding van de schade tot het bedrag dat de bij Zwitserleven getroffen pensioenvoorziening lager is dan dat niveau, (b) een voorschot op de verschuldigde schadevergoeding en (c) werkgever te veroordelen tot vergoeding van de door hem geleden en te lijden pensioenschade, nader op te maken bij staat. Werkgever stelt dat er geen sprake is van enige tekortkoming in de nakoming van de afspraken en dat, voor zover die tekortkoming er wel zou zijn, werknemer daardoor geen schade lijdt. Tevens beroept werkgever zich op een verjaring van de vorderingen.

Oordeel

Verjaring

Het verweer dat de vordering van werknemer is verjaard slaagt naar het oordeel van de kantonrechter niet. De rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag, volgend op die waarop de benadeelde met de schade bekend is geworden. Werknemer heeft aangevoerd dat hij pas kort geleden te weten is gekomen dat de pensioenverzekering die werkgever voor hem bij Zwitserleven heeft afgesloten (mogelijk) onder AOW-niveau zal uitkomen en dat hij mogelijk schade lijdt; dat was hem in 2001 niet bekend. Er is evenmin sprake van dat de vordering is verjaard door het verlopen van een termijn van twintig jaren na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt. Werkgever heeft de verzekering bij Zwitserleven op of na 15 maart 2001 afgesloten. Werknemer heeft in ieder geval in oktober 2019  gereclameerd dat het AOW-hiaat onvoldoende was gedekt en dat werkgever daarmee zijn compensatietoezegging niet is nagekomen. Daarmee is de verjaring op tijd gestuit.

Inhoud toezegging

Voor zover werkgever zich erop beroept dat de compensatie van het AOW-hiaat niet verder kan strekken dan "volgens de geldende regelingen binnen het bedrijf" wordt dat verweer verworpen. Uit de eigen stellingen van werkgever volgt dat de definitieve versie van de uitzendvoorwaarden nog niet beschikbaar was op het moment dat partijen de uitzendafspraken maakten. Werknemer mocht dus afgaan op de tekst van de conceptversie en ervan uitgaan dat het AOW-hiaat volledig gecompenseerd zou worden. Hij zou slechts aan de definitieve (en mogelijk nadeliger) tekst zijn gebonden als hij daarmee uitdrukkelijk had ingestemd en van die instemming is niet gebleken. Indien en voor zover een AOW-verzekering bij de SVB niet mogelijk bleek (omdat uitsluitend werknemer zelf zich daarvoor had kunnen aanmelden) had het op de weg van werkgever gelegen om voor een voorziening te zorgen die ten minste gelijk zou zijn aan het gemis aan AOW-opbouw. Naar het oordeel van de kantonrechter is de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is, althans wat betreft de compensatie voor het AOW-hiaat.

Schade

De kantonrechter oordeelt dat het nog de vraag is of de voor werknemer bij Zwitserleven getroffen voorziening leidt tot een lagere uitkering bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en dus tot schade. Werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd van 67 jaar nog niet bereikt, dus op dit moment kan van schade (nog) geen sprake zijn. Alleen al om die reden dient zijn vordering tot betaling van een voorschot van € 12.792 netto te worden afgewezen. Voor de toewijzing van de door werknemer gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure oordeelt de kantonrechter dat in het geval de mogelijkheid van schade aannemelijk is, werkgever wordt veroordeeld tot vergoeding van de door werknemer als gevolg van het AOW-hiaat mogelijk te lijden pensioenschade, nader op te maken bij staat.