Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 13 mei 2022
ECLI:NL:RBOVE:2022:1496
Feiten
Werkneemster is op 20 april 2020 in dienst getreden bij werkgeefster. Op 31 augustus 2021 heeft werkneemster een brief ontvangen van werkgeefster waarin onder meer wordt bevestigd dat werkneemster op staande voet is ontslagen vanwege het dragen van nagellak in strijd met de hygiëneregels. Werkneemster kan zich niet vinden in het ontslag en verzoekt onder meer primair werkgeefster te veroordelen om haar toe te laten tot de werkvloer en subsidiair onder meer om de betaling van een billijke vergoeding, het vastgestelde loon bij regelmatige opzegging en een transitievergoeding. Werkgeefster is op enig moment failliet verklaard.
Oordeel
De kantonrechter gaat er, gelet op het primair verzochte, van uit dat werkneemster tevens de vernietiging van het ontslag verzoekt. Dat verzoek betreft een niet-verifieerbaar verzoek, zodat de procedure ten aanzien van dit verzoek niet van rechtswege is geschorst (art. 28 Fw). De overige verzoeken strekken in wezen tot de betaling van geldsommen, die werkgeefster (als gevolg van het vermeende onterechte ontslag) aan werkneemster verschuldigd zou zijn. Die verzoeken zien daarmee op de voldoening van verbintenissen uit de boedel en vallen onder de werking van artikel 29 Fw, zodat de procedure te dien aanzien van rechtswege is geschorst, om te kunnen worden voortgezet als de vordering ter verificatie wordt betwist. Aldus kan de kantonrechter in deze beschikking enkel een oordeel vellen over de primair verzochte vernietiging van het ontslag. De curator is, ondanks oproeping zijdens werkneemster, niet in het geding verschenen, zodat het bepaalde in artikel 25 lid 2 Fw, op grond van artikel 28 lid 4 Fw geen toepassing vindt. De beschikking heeft aldus tevens werking tegenover de boedel. De kantonrechter gaat uit van de juistheid van het feitencomplex dat werkneemster aan het verzoek tot vernietiging van het ontslag ten grondslag heeft gelegd, omdat werkgeefster daartegen geen verweer heeft gevoerd. Werkneemster heeft de aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen gemotiveerd betwist en (gemotiveerd) onderbouwd waarom deze niet als een dringende reden kwalificeren. Kortgezegd stelt zij dat het weliswaar klopt dat zij nagellak op haar nagels had, maar zij stelt tevens maatregelen te hebben genomen, nadat zij hierop door de werkgever was aangesproken. Verder betwist werkneemster dat zij afspraken structureel niet zou nakomen. De kantonrechter is het met werkneemster eens dat, gelet op haar (gedeeltelijke) betwisting van de redenen van het ontslag, niet kan worden vastgesteld dat zich een dringende reden voor ontslag heeft voorgedaan. Zodoende wordt het verzoek om het gegeven ontslag op staande voet te vernietigen toegewezen. De kantonrechter stelt daarnaast vast dat het geding ten aanzien van de overige verzoeken van werkneemster van rechtswege is geschorst in verband met het faillissement van werkgeefster.