Naar boven ↑

Rechtspraak

HK/Danmark en HK/Privat
Hof van Justitie van de Europese Unie, 2 juni 2022
ECLI:EU:C:2022:419
Kandidaatstelling vakbondsvoorzitter en andere politieke functies vallen onder reikwijdte richtlijn. Geen inbreuk op vakverenigingsvrijheid.

Feiten

A, die in 1948 is geboren, werd in 1978 als permanente vakkracht in dienst genomen bij een lokale afdeling van werknemersorganisatie HK. In 1980 werd zij overgeplaatst naar de nationale vakcentrale. Op het congres van de federatie HK/Service, naderhand HK/Privat, was zij in 1992 tot vicevoorzitter gekozen en in 1993 tot voorzitter. Nadien werd zij om de vier jaar herkozen en bekleedde zij de functie van voorzitter van die federatie tot 8 november 2011, op welk tijdstip zij 63 jaar was en de in § 9 van de statuten van HK/Privat vastgestelde leeftijdsgrens had overschreden om zich kandidaat te stellen bij de voorzittersverkiezing die in datzelfde jaar zou worden gehouden. In die paragraaf wordt namelijk bepaald dat enkel leden die op de dag van de verkiezing de leeftijd van 60 jaar nog niet hebben bereikt in aanmerking komen voor de verkiezing tot voorzitter, waarbij die leeftijdsgrens voor leden die na het congres van 2005 zijn herkozen, wordt verschoven naar 61 jaar. Volgens A is sprake van discriminatie op grond van leeftijd. Volgens de verwijzende rechter heeft het Hof de in artikel 3 lid 1 onder a Richtlijn 2000/78/EG opgenomen begrippen 'beroep', 'arbeid als zelfstandige' en 'arbeid in loondienst' nog niet nauwkeurig omschreven en heeft het zich evenmin uitgesproken over de vraag of politiek gekozen personen van een werknemersorganisatie binnen de werkingssfeer van die richtlijn vallen. Daarop heeft de verwijzende rechter de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: 'Moet artikel 3, lid 1, onder a), van [richtlijn 2000/78] aldus worden uitgelegd dat deze richtlijn in de omstandigheden van het hoofdgeding van toepassing is op een politiek gekozen sectorvoorzitter van een vakbond?'.

Oordeel

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. 

Werkingssfeer Richtlijn 2000/78/EG niet beperkt tot werknemers

Vast staat dat de vaststelling van een dergelijke leeftijdsgrens een 'voorwaarde voor toegang' tot de functie van voorzitter is in de zin van artikel 3 lid 1 onder a Richtlijn 2000/78/EG. Dienaangaande heeft het Hof reeds geoordeeld dat een nationale regeling waarbij een maximumleeftijd voor aanwerving in een functie wordt vastgesteld, van invloed is op de aanwervingsvoorwaarden van de betrokkenen en dus moet worden geacht regels in te voeren met betrekking tot de toegang tot arbeid in de zin van die bepaling (zie in die zin arrest van 15 november 2016, Salaberria Sorondo, C-258/15, ECLI:EU:C:2016:873, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak). HK en Fagbevægelsens Hovedorganisation, een verbond van 79 werknemersorganisaties (hierna: 'FH'), dat in de procedure voor de verwijzende rechter heeft geïntervenieerd, zijn daarentegen van mening dat een dergelijke functie niet valt onder de begrippen 'beroep', 'arbeid als zelfstandige' of 'arbeid in loondienst', die ook zijn opgenomen in artikel 3 lid 1 onder a Richtlijn 2000/78/EG. Zij betogen meer in het bijzonder dat behalve voor arbeid als zelfstandige, waarvan in elk geval geen sprake is met betrekking tot de in het geding zijnde functie van voorzitter, de werkingssfeer van deze bepaling beperkt is tot functies die worden uitgeoefend door 'werknemers' in de zin van artikel 45 VWEU, en dat wie de functie van voorzitter bekleedt niet als zodanig kan worden gekwalificeerd. In dit verband moet worden vastgesteld dat Richtlijn 2000/78/EG voor de definitie van het begrip 'voorwaarden voor toegang tot arbeid in loondienst of als zelfstandige en tot een beroep' niet naar het recht van de lidstaten verwijst. Uit de vereisten van zowel eenvormige toepassing van het Unierecht als het gelijkheidsbeginsel volgt echter dat de bewoordingen van een bepaling van het Unierecht die voor de vaststelling van de betekenis en de draagwijdte ervan niet uitdrukkelijk verwijst naar het recht van de lidstaten, in de regel in de gehele Unie autonoom en op eenvormige wijze dienen te worden uitgelegd (arrest van 23 april 2020, Associazione Avvocatura per i diritti LGBTI, C-507/18, ECLI:EU:C:2020:289, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak). 

Zoals de advocaat-generaal heeft opgemerkt, is Richtlijn 2000/78/EG geen handeling van afgeleid Unierecht, zoals die welke met name zijn gebaseerd op artikel 153 lid 2 VWEU en die slechts de werknemers als zwakste partij in een arbeidsverhouding beogen te beschermen, maar heeft zij als doel het wegnemen, om redenen van sociaal en algemeen belang, van alle op discriminatiegronden gebaseerde belemmeringen voor de toegang tot bestaansmiddelen en het vermogen om door arbeid een bijdrage te leveren aan de samenleving, ongeacht de rechtsvorm waarin die arbeid wordt verricht. Aangezien, zoals blijkt uit de verwijzingsbeslissing zoals weergegeven in punt 15 van dit arrest, de functie van voorzitter van de federatie HK/Privat een reële en daadwerkelijke beroepsactiviteit vormt, met name omdat het gaat om een voltijdse activiteit waar een maandsalaris voor wordt betaald, is voor het antwoord op de vraag of de voorwaarden voor toegang tot een dergelijke functie onder Richtlijn 2000/78/EG vallen, bijgevolg niet bepalend of een dergelijke voorzitter kan worden aangemerkt als werknemer.

Toepassing richtlijn niet in strijd met vakverenigingsvrijheid

Aan deze beoordelingen wordt niet afgedaan door het door FH ter terechtzitting aangevoerde argument dat de toepassing van artikel 3 lid 1 onder a Richtlijn 2000/78/EG op de verkiezing voor een functie van voorzitter van een werknemersorganisatie in strijd is met artikel 3 lid 1 Verdrag nr. 87 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) van 9 juli 1948 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, dat bepaalt dat werknemers- en werkgeversorganisaties met name het recht hebben om vrij hun vertegenwoordigers te kiezen. Het recht van de werknemersorganisaties om vrij hun vertegenwoordigers te kiezen, maakt overigens deel uit van de in artikel 12 van het Handvest verankerde vrijheid van vereniging, waaraan Richtlijn 2000/78/EG, zoals blijkt uit overweging 5 ervan, geen afbreuk doet.

Zoals de advocaat-generaal heeft opgemerkt, moet de vrijheid van vakorganisaties om hun vertegenwoordigers te kiezen evenwel in overeenstemming worden gebracht met het in deze richtlijn neergelegde verbod van discriminatie in arbeid en beroep, als concretisering van het algemene non-discriminatiebeginsel van artikel 21 van het Handvest, dat overigens is neergelegd in IAO-Verdrag nr. 111 van 25 juni 1958 inzake discriminatie (arbeid en beroep), waarnaar in overweging 4 van die richtlijn wordt verwezen. Uit artikel 52 lid 1 Handvest blijkt namelijk dat de vrijheid van vereniging geen absoluut recht is en de uitoefening ervan kan worden beperkt mits deze beperkingen bij wet worden gesteld en de wezenlijke inhoud van die vrijheid en het evenredigheidsbeginsel eerbiedigen, dat wil zeggen zij moeten noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

Uit het voorgaande volgt dat de 'voorwaarden voor toegang' in de zin van artikel 3 lid 1 onder a Richtlijn 2000/78/EG tot de functie van voorzitter van een werknemersorganisatie binnen de werkingssfeer van deze richtlijn vallen.

Uitleg artikel 3 lid 1 sub d richtlijn: 

Artikel 3 lid 1 onder d Richtlijn 2000/78/EG bepaalt dat deze richtlijn onder meer van toepassing is op de betrokkenheid bij een werknemersorganisatie.

Zoals de advocaat-generaal heeft opgemerkt, vormt de kandidaatstelling voor de verkiezing tot voorzitter van een werknemersorganisatie, net als de uitoefening van de functie van voorzitter na verkiezing, een wijze van 'betrokkenheid', in de gebruikelijke betekenis van dit woord, bij een dergelijke organisatie. Een dergelijke uitlegging beantwoordt aan het doel van Richtlijn 2000/78/EG, dat erin bestaat een algemeen kader te creëren voor de bestrijding van discriminatie in arbeid en beroep op grond van onder meer leeftijd, zodat de begrippen die in artikel 3 van deze richtlijn de werkingssfeer ervan afbakenen, niet restrictief mogen worden uitgelegd. Bovendien zij eraan herinnerd dat de Uniewetgever in de context van het door artikel 45 VWEU gewaarborgde vrije verkeer van werknemers van oordeel was dat deze fundamentele vrijheid het recht van deze werknemers omvat om in de staat waar zij werken als vertegenwoordigers van vakorganisaties te worden gekozen. Zoals de advocaat-generaal in punt 53 van zijn conclusie heeft opgemerkt, is de in artikel 3 lid 1 onder d Richtlijn 2000/78/EG bedoelde werkingssfeer overgenomen uit verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PbEEG 1968, L 257/2), die in artikel 8 lid 1 bepaalde dat een werknemer verkiesbaar is in de vertegenwoordigende organen van de werknemers in de betrokken onderneming, terwijl artikel 8, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie (PbEU 2011, L 141/1), die in de plaats is gekomen van Verordening (EEG) nr. 1612/68, bepaalt dat de gelijkheid van behandeling inzake de toetreding tot vakorganisaties en de uitoefening van de syndicale rechten waar werknemers recht op hebben de toegang tot beleids- en bestuursfuncties van een vakorganisatie omvat.

In die omstandigheden moet worden geoordeeld dat de uitoefening van de activiteit van voorzitter van een werknemersorganisatie als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, eveneens onder artikel 3 lid 1 onder d Richtlijn 2000/78/EG valt.

Conclusie

Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 3 lid 1 onder a en d Richtlijn 2000/78/EG aldus moet worden uitgelegd dat een in de statuten van een werknemersorganisatie vastgestelde leeftijdsgrens om in aanmerking te komen voor de functie van voorzitter van die organisatie, binnen de werkingssfeer van die richtlijn valt.